211
eene fout van 13,5 5 8,5»/oo, waardoor het projectiel op den
werkelijken afstand (2000 M.) 17 M. zijdelingsche afwijking verkrijgt.
Door die zijdelingsche afwijking zal doorgaans de waarneming der
eerste schoten mislukken en in ieder geval moet men weder correctie
aanbrengen. Bovendien gaan schoten met zeer groote breedte-af
wijking ook voor het doel verloren.
Men doet dus wijzer de zijdelingsche ligging van een hulprichtpunt
niet te schatten, maar wel den vuurmond met het richtlood in de
richting te stellen (al duurt dat ook iets langer), om daarna door ver
schuiving van den oogdop de richtlijn op het hulprichtpunt te breDgen.
Om dit nauwkeurig te kunnen doen, is het noodig dat men langs
het richtlood zuiver het midden van den oogdop kan zien. Door het
aanbrengen van een vizierkeep boven den oogdop kan men hieraan
volkomen voldoen. Deze vizierkeep zou dan moeten doorloopen tot
een paar millimeters boven het gaatje in den oogdop, waartoe deze
laatste moet worden uitgesneden daar waar hij het gezicht op de vizier
keep zou belemmeren. Op deze wijze kan men met het richtlood en
den opzet het stuk even zuiver in de richting stellen als bij bet richten
door den oogdop (behoudens eene onnauwkeurigheid, veroorzaakt
door de dikte van het koord) en dat behoort ook zoo. Er kan toch
m. i, geen enkele reden bestaan, om opzettelijk onzuiver te richten
bij gedekte doelen.
Dat door de invoering van een vizierkeep het richten door de hulp
richters alléén (Richtreglement, blz. 17, laatste alinea) nu eerst mogelijk
wordt, spreekt van zelve. Op welke wijze bij een opzet zonder vizier
keep een hulprichter, welke 1 a 2 M. achter den oogdop staat, een
stuk zou kunnen richten, is mij een raadsel. Men veronderstelt toch
niet dat de richter in dat geval door het gaatje van den oogdop het
doel kan zien. Men beoogt er dan ook eene voorloopige richting mede.
Toch zou deze wijze van richten altijd regel moeten zijn, wanneer
werd gericht met behulp van het quadrant, nl. bij het kartetsvuur en bij
het vuren met vooraf getempeerde Gr. K. T. In het eerste geval toch is
het tijdroovend, indien de richter eerst de zijdelingsche richting moet
geven, daarna het quadrant op de kulas moet plaatsen, om ver
volgens het kanon onder de vereischte elevatie te stellen. Dit kan
vlugger geschieden, indien de N°.'s 1 en 5 gelijktijdig werkende