214 het stuk zoo nauwkeurig op het doel kan richten, dat de richter zeker het doel door den oogdop zal kunnen zien, al heeft doze nog zulk een klein gaatje. Neemt men nu bijv. aan dat de hulprichter bij het richten op 1000 M. hoogstens eene fout van 5 M. begaat (5 °/o0), dan is het voldoende, indien men door den oogdop een veld van 5 M. kan overzien op den zooeven genoemden afstand. Daar de richters doorgaans hun oog op 2 cM. achter het gaatje van den oogdop brengen, zoo verkrijgt men voor de berekening van de Ml. van dit gaatje voor een veld van 5 M. op iedere 1000 M. afstand: 2 x 1000 5 of 10 cM- x 1000 /10 Maakt men de Ml. van het gaatje dus slechts 1/10 mM. groot, dan kan men zeker geene richtfouten maken, welke voortvloeien uit het niet nauwkeurig schatten van het middelpunt. Mocht bij het zoeken van het doel voor eenige oogenblikken een ruimer veld noodig zijn, dan kan men dat altijd verkrijgen, door het oog tegen den oogdop aan te drukken of wel door van de vizierkeep gebruik te maken. Een verdere onnauwkeurigheid, welke bij het richten wordt be gaan, bestaat daarin dat de opzet doorgaans in den Mg. koker kan waggelen en dientengevolge, bij het vastzetten met de klemschroef, dikwijls verschillende standen zal aannemeD. Hoe meer opzethoogte men geeft, des te grooter kan de abnormale stand worden, waardoor de richtfouten sterk zullen vermeerderen. Bij onderzoek is gebleken, dat er opzetten zijn, welke bij 1500 M. O. H. 1%0 zijdelingschen misstand kunnen krijgen. Bij eene O. H. van 3000 M. wordt dan die mistand ongeveer 2°/00, enz. De grootte van den misstand zal meestal evenredig zijn aan de gebezigde opzethoogten en de daardoor begane fout wordt even redig aan den afstand, waarop men vuurt, zoodat de totale afwijkin gen (zijdelings) ruim in reden van de vierkanten der afstanden zullen aangroeien, en dat is geene kleinigheid. In voor- of achterwaartsche richting zal de opzet nimmer een misstand krijgen, om de eenvoudige reden dat de klemschroef zich

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 233