252 -
Mongoolschen oorsprong bestaan er nog van zuiver Chineesche af
komst. Wat hun aantal betreft, nemen daaronder de „Louh-Ying"
of soldaten van het groene vaandel de voornaamste plaats in onder
de provinciale troepen van eigenlijk China.
Zij worden in de omstreken van het garnizoen gerecruteerd, ver
richten niet anders dan plaatselijke diensten en zijn te gelijker tijd
zee- en landtroepen.
Hunne organieke sterkte bedraagt 568.000 man, welk cijfer even
wel nimmer wordt bereikt.
Elk van de achttien Chineesche provinciën bezit haar eigen leger
korps, dat verdeeld is in brigades, regimenten, bataljons en com
pagnieën.
De militaire waarde van deze troepen heeft hoegenaamd niets te
beduiden. In tijden van onlusten of van buitenlandschen oorlog zijn
de Louh-Ying bestemd om detachementen te vormen en daarmede
het eigenlijke leger te versterken.
In werkelijkheid gebruikt men evenwel liever vrijwilligerskorpsen,
welker oprichting van den opstand der Taïpings dagteekent.
G-enoemde korpsen vormen een deel van het leger en heetenJoung
of „Tchwang-Joung", dat is: dapperen.
Om de militaire eigenschappen van de soldaten van het groene
vaandel te verhoogen, wordt aan enkele onderdeelen, welker bestem
ming is het veldleger te versterken, eene eenigszins militaire oplei
ding gegeven.
Deze noemt men: „Liane-Dzoune", doch hunne organisatie is,
evenals die van de „Joung", verre van volmaakt.
Eenige onderdeelen van deze beide korpsen worden altijd op de
been gehouden en dienen tot bewaking van versterkte punten.
De tactische eenheid bij de Joung, zoowel als bij de Liane-Dzoune
is de „Ine", waarvan de getalsterkte bij de infanterie 500 en bij de
cavalerie 250 man bedraagt. Georganiseerde batterijen worden er
niet bij aangetroffendoch onderscheidene ines infanterie bezitten
enkele veldstukken.
De Joung en Liane-Dzoune vormen de instructietroepen en zijn
de beste onderdeelen van de provinciale troepen van het Chineesche
leger.