257
1°. Daaraan, dat het woord tactiek een zeker begrip van troepen
beweging in zich sluit.
2°. Aan het feit, dat men ook eenigszins vertrouwd moet zijn met
den aanvaller en zijne tactiek, en daardoor op maritiem gebied komt.
Het eerste, zegt hij, wordt ontzenuwd door de „lijdelijke verde
diging", welke, den tegenaanval buitengesloten, toch ook een toe
stand van rust medebrengt, terwijl toch niemand zal betwisten dat
zij tot het terrein der tactiek behoort. Hetzelfde kan worden ge
zegd van de verdediging in den vestingoorlog, zoodat in dit geval
het woord „tactiek" meer moet beschouwd worden als aangevende het
„gebruik" der troepen en der doode strijdmiddelen tegen den aanvaller.
Het tweede punt mag natuurlijk niet als motief gelden.
De spreker ging vervolgens over tot:
Het verloop van den aanval eener zeemacht tegen een versterkte
kustplaats.
De voornaamste omstandigheden, welke zich daarbij voordoen zijn
1°. De schepen kunnen, zoolang hun bewegingsvermogen niet
vernield is, zelf het oogenblik van aanval kiezen en dien aanval op
elk gewenscht oogenblik afbreken.
2°. De aanval zal meestal plaats hebben over een vaarwater,
waarvan elk détail den verdediger moet bekend zijn
3°. Aangezien de operatielijn meestal te voren vrij zeker kan
worden voorzien, bestaat de mogelijkheid dien weg door middel van
niet gering te schatten hindernissen te belemmeren.
4°. De schepen zullen dus bijna altijd een zekeren tijd moeten
besteden om die hindernissen op te ruimen of onschadelijk te maken,
alvorens tot den werkelijken aanval over te gaan.
5°. De pogingen, aangewend om die gevaarlijke hindernissen op
te ruimen, geven den verdediger aan waar het punt van aanval zal
zijn en zullen hem meestal gelegenheid geven, om meer tijdelijke
hindernissen aan te leggen.
6°. Waar voldoende hindernissen zijn gelegd, die goed toegepast
worden, is een „coup de main" uitgesloten, tenzij de aanvaller zoo
veel bodems uitbrengt, dat hp er eeuige desnoods zou kunnen op
offeren, hetgeen wel nooit het geval zal zijn.