een kilometer meer landinwaarts zoeken zaleene dergelijke uitgestrekte
grondaanslibbing komt hem terecht wonderbaarlijk voor. Eerst na langs
de kali besar te zijn voortgegaan, de thans verlaten Stadsherberg voor
bijgetrokken en de nog iets verder over de Tjiliwong geslagen ophaal
brug gepasseerd te zijn, heeft men de bewuste strook gronds bereikt.
Daar was het, dat in 1610 of 1611 onze voorzaten, „na eenige
jaren tot Bantam gehandeld ende aldaar vele onlijdelijke quellingen
geleden te hebbenvan den vorst van Jacatra vergunning verkregen
zich te vestigen en daartoe beoosten de rivier aan den zeekant „een
huis of bequame wooning timmerdeninvoegen de handelzoowel tot
Jacatra als tot Bantam voortging."
Het duurde echter nog tot het optreden van Jan Pieterszoon Koen
voor en aleer die vestiging het aanzien erlangde van eene sterkte,
tot welker aanleg den 22en October 1618 het besluit genomen werd.
Aanvankelijk van aarde opgeworpen en later door muurwerk vervangen,
bevatte zij in hare binnenruimte de verschillende gebouwen, die
gezamenlijk onder den naam van „Kasteel van Batavia meer algemeen
bekend zijn, als de zetel van den opperlandvoogd gedurende een tijd
vak van een en drie kwart eeuw.
Dat de onzen in de zes eerste maanden na de hiervoren genoemde
Octobermaand met tal van bezwaren te kampen hadden, mag als
bekend worden aangenomen; ik breng alleen maar in herinnering
hoe men toen ter tijd, door de Jacatranen en de Engelschen bestookt,
een harden strijd heeft te voeren gehad; hoe Koen, met tijdelijke
overdracht van het bevel aan den commandeur Yan den Broeke, tot
redding van de voor de kust liggende handelsvloot met hare kostbare
lading zich genoopt zag de wijk te nemen naar de Molukken, ten einde,
na de daar aanwezige schepen te hebben aangetrokken, zich tegen de
Engelsche vloot te keeren. Het zij mij nog verder vergund in her
innering te brengen, hoe Yan den Broeke, tijdens den korten duur
van eenen met de Jacatranen gesloten vrede, door list den vorst van
dat rijk in handen viel, waardoor de bezetting opnieuw van haar
aanvoerder beroofd werd, doch niettemin de verdediging bleef voort
zetten, om eindelijk nog te vermelden dat men den 12en Maart 1619,
nadat den dag te voren de bouw der verdedigingswerken in zooverre
was voltooid dat met gerustheid een aanval kon worden afgewacht.