398 Europeanen en voor het schoonhouden van stallen; de loonen van die koelies zijn voor de onderscheidene garnizoenen eveneens bij dat tarief geregeld. Op de begrooting van uitgaven voor Nederlandsch-Indië wordt dientengevolge jaarlijks een zeker bedrag uitgetrokken tot bestrijding van de uit die regeling voortspruitende uitgaven; in 1886 was dit 38766, in 1889 38271, terwijl voor 1890 is uitgetrokken 39967, met de toelichting dat de verhooging het gevolg is van eene nood zakelijk gebleken verhooging der koelieloonen te Makassar. Men zou zich echter zeer vergissen, wanneer men uit die laatste mededeeling de voor de hand liggende gevolgtrekking ging maken dat de overige bij tarief N°. 46c geregelde koelieloonen voldoende zijn en derhalve de toegestane koelies werkelijk worden in dienst genomen en betaald. De vaststelling van die loonen dateert van zoo lang vervlogen tijden dat zij voor tegenwoordige toestanden volmaakt onvoldoende zijn dit zal iedereen duidelijk zijn, wanneer men, om maar iets te noemen, weet dat voor een koelie te Meester Cornelis en ter Sumatra's Westkust niet meer dan 6.25 's maande wordt te goed gedaan, voor Atjeh en Sumatra's Oostkust zelfs niet meer dan ƒ5. Feitelijk is die geheele regeling niet veel meer dan een wassen neusde toegestane koelies worden veelal niet of slechts gedeeltelijk aangenomen, het koelieloon wordt in de menage gestort en de sol daten verrichten het koeliewerk zelt. Waartoe dat alles leidt, weet iedereen die in de practijk geen vreem deling is. Niet alleen dat de buitensporig opgevoerde corveeën de manschappen aan de oefeningen en andere meer noodzakelijke dienst verrichtingen onttrekken, maar zij moeten onder onvoldoend toezicht allerlei gedeeltelijk onnut en soms vernederend werk doen, waardoor luieren en uietsdoea worden in de hand gewerkt. Of is het verrich ten van koeliewerk buiten de kampementen door de Europeesche soldaten niet schadelijk voor het prestige; is het werkelijk te ver dedigen een Europeesch soldaat al is hij dan ook in de 2e klasse van militaire discipline geplaatst nachttonnen te doen ledigen en gaat het werkelijk aan hem als etendrager met een aantal ketels aan een draagstok over den schouder langs den weg te laten sukkelen en andere dergelijke werkzaamheden te laten verrichten, om van corveeën

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 417