399
binnen de kampementen zooals het z. g. plaatscorvee en der
gelijke nu niet eens te spreken
Dat een en ander bovendien ook niet vreemd is aan de soms
minder gunstige resultaten van de werving,''blijkt uit de mededeelingen
van den oud-resident der Molukken J Gr. F. Riedel, die zeker door
zijn kennis van taal, land en volk wel als bevoegd beoordeelaar
mag beschouwd worden, In een artikel van zijne hand, getiteld„Hoe
„denken de Amboneezen over de indiensttreding bij het Indische
„leger," voorkomende in de Indische Gids van Maart 1885, wordt
o. m. het volgende gezegd
Hebben sommigen door indiensttreding de Tcardja trop of de
„drukkende negari-diensten willen ontloopen, ook als soldaat moeten zij
„koelie-diensten praesteeren, zij het ook onder toezicht van een luitenant
„als mandoor, en ten gunste van boven hen gestelden moeten zij even als
„bedienden huis- en ander werk verrichten, terwijl zij niet bij uitzondering,
„maar in den regel misère lijden.
Een en ander is voor den vrijheidsgezinden Ambonees, die
„geen koeliediensten wenscht te verrichten en zelfs als bediende zeer
„difficile is, afschrikwekkend. Van verscheidene op Atjeh aanwezige
„soldaten heb ik brieven gelezen, waarin zij hunne vrienden en
„bloedverwanten smeekten, toch voorzichtig te zijn en zien niet te
„laten vangen, omdat alle gedane beloften hun gebleken waren ijdel te
„zijn; omdat zij niet alleen vechten moesten, maar ook verplicht waren
„kruiwagendiensten te praesteeren en het in vele opzichten slechter had-
„den dan de dwangarbeiders. In hoeverre de soldaat in Nederlandsch-
„Indië het werkelijk slecht heeft, beoordeel ik niet; ik deel hier alleen
„mede, wat vele inlanders verklaard hebben. En dat in hun beweren
„wel een weinig waarheid schuilt, is zeker
■nZoolang de behandeling van den Ambonschen soldaat niet be
nter in overeenstemming met zijne behoeften en eischen wordt gebracht
„zoolang de inlander op Ambon nog schamel gekleede Europeesche sol
daten in de morgenuren blootvoets met den kruiwagen koelie-diensten
„kan zien verrichten, behoeft de Regeering niet te verwachten dat de
werving in de Molulclcen een hooge vlucht zal nemen."
Dit moge nu wat sterk gekleurd zijn, in hoofdzaak is het juist
en in allen gevalle blijkt daaruit dat zelfs buiten het leger de nood
zakelijkheid wordt ingezien om, ter wille van de werving en van het