80 Zoo zou een volledige treinuitrusting noodig zijn1°. voor het geheele Punjaub-grensleger; 2°. voor een gedeelte van de krijgsmacht, inde Punjaub gelegerd; 3°. voor de troepen in Sind; 4°. voor de korpsen, gelegerd langs de oostelijke en zuid-oostelijke grens, en 5°. voor de korpsen in Burmah; een en ander tot eene gezamenlijke sterkte van: 3 regimenten Britsche infanterie, 21 Inlandsche 8 cavalerie, 10 batterijen artillerie 3 compagnieën sappeurs en mineurs, waarvoor benoodigd zouden zijn 7881 muildieren en paarden. Alle overige infanterie-regimenteu zouden vervolgens voor een klein gedeelte van treinmiddelen worden voorzien, in den vorm van 8 muil dieren per regiment, in hoofdzaak tot oefening. Daarvoor zouden noodig zijn 1250 draagdieren, dus in het geheel 9137 stuks. De Inlandsche regimenten zouden bovendien 8 lichte karren per regiment erlangen of in het geheel 880 karren. De trein voor algemeene diensten zou worden bijeengebracht in 15 groote garnizoenen, te gelijker tijd belangrijke punten van handelsver keer13 van die depots zouden een sterkte krijgen van 500 muildieren geschikt zoowel voor het dragen als trekken van lasten verdeeld in afueelingen van 250 dieren, bij mobilisatie uit te breiden'ot 1000 verd ir 100 lichte karren voor één trekdier en 200 karren voor twee trekdieren. De twee overige depots zouden elk krijgen 250 muildieren en een afdeeling koelies van 200 man, bij mobilisatie te brengen op 1000. In het geheel zouden de depots tellen: 7000 muildieren, 1300 lichte karren voor één trekdier 2600 karren voor twee trekdieren en 400 koelies. In het geheel zou benoodigd zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 41