451
Art. 160. Hier had tegelijk opgenomen moeten zijn, dat de man
schappen, die nieuwe opperkleeding hebben ontvangen, aan den korps
commandant moeten worden voorgesteld (A. O. 1890 N°. 6). Tevens
had dan, wat ook niet in deze algemeene order staat, bepaald dienen
te worden, of die opperkleeding, na door den compagniescommandant
te zijn nagezien, dadelijk kan worden genummerd, dan wel daarmede
moet gewacht worden totdat de korpscommandant ze gezien heeft.
Model N°. 4. Onder de verschillende rubrieken, welke op het
dagehjksch rapport voorkomen, zien wij niet vermeld „voor memo
rie." Ofschoon nu wel rubrieken zijn opengelaten, ware het toch
niet overbodig geweest deze mutatie ook in dit rapport op te nemen,
omdat zij wel eens voorkomt en opdat men zich niet vergisse met haar
te rangschikken onder de effectieve dan wel presente of absente sterkte.
Model H°. 6. Op dit rapport mocht wel onder de appels over de
gestraften opgenomen worden „appel over de geneeskundige visitatie",
welke des Zaterdags gehouden en waarvan volgens art. 168, 4e alinea
op dien dag melding gemaakt moet worden. Hierdoor zal voorkomen
worden dat die melding wel eens vergeten wordt.
Model N 9. De noot vermeldt dat alle voorwerpen van wapening,
kleeding of uitrusting van den man alphabetisch moeten worden in
geschreven. Dit is niet duidelijk; sommigen begrijpen hieruit dat de
voorwerpen van wapening eerst afzonderlijk alphabetisch worden ver
meld; anderen daarentegen nemen alle benamingen zoodanig dat
voorwerpen van wapening en kleeding door elkaar staan. Wat is
nu de bedoeling? Het eerst hier aangehaalde geval zal, dunkt ons,
het beste zijn voor een beter overzicht van de wapening en de kleeding.
Model N°. 10. Aan den voet van het titelblad moet de naam-
teekening van den houder staanvermelding tevens van rang of
graad van den houder was, dunkt ons, aanbevelingswaardig.
Zoo ook dienen in de lijst achter de namen van den tamboer en de
hoornblazers trom- en hoorn-nummer te worden vermeld.
In de kolom „aanteekeningen" moest ook worden vermeld of de
man vroeger een ambt of ambacht heeft gehad, wat voor de officieren
van belang kan zijn te weten.
T. A. v. L.
Dl. II, 1890.
29