458
niet behoorlijk passen. Bij de verstrekking van schoenen moet
daarop dus speciaal gelet worden.
Bij het aanpassen moet het achterstuk of de klep 200 laag mogelijk,
d. i. tot op de contrefort, omgeslagen en vervolgens do voet inge
bracht worden. Daar bij het tegenwoordig in gebruik zijnde schoeisel
de voorschoen iets langer en het achterste gedeelte iets korter is
genomen, dan vroeger het geval was, kan het inbrengen van den
voet eenige moeite kosten, wijl de ingang iets kleiner is; maar dit
maakt geen bezwaar. Is de voet ingebracht, dan wordt het achter
stuk opgeslagen. Bij passend schoeisel moet de hiel door de con
trefort goed omsloten zijn en mag het overleder de wreef niet drukken.
Tevens moet voor den grooten teen in den schoen nog eenige ruimte zijn,
bijv. 1 a 1| centimeter, opdat bij het gaan, als wanneer de voet
iets langer wordt en tekens iets naar voren schiet, de nagels der
teenen niet al te sterk tegen het overleder worden aangedrukt. Het
kenmerk van goed passend schoeisel is, dat de manschappen daar
mede behoorlijk kunnen looperi zonder de bindriemen vast te hebben
gemaakt de voet mag dan niet belangrijk in den schoen heen en
weer schuiven of op en neer gaan, noch aan den anderen kant het
leder ergens een bovenmatigen druk uitoefenen. Zooals duidelijk is,
mogen de bindriemen dus niet dienen om den schoen aan den voet
te doen sluiten, althans het sluiten mag niet alleen daarop aankomen.
Ten slotte volgt hieronder de tabel der lengte- en wijdte-afme
tingen van het Europeesch schoeisel.