- 461
oogenblik stil te staan en in meer ruimen kring bekend te maken
op welke gronden 's Lands Advocaat betoogde, dat het verleenen
van korting voor particuliere schulden een reclit is van den schuld-
eischer en niet eene gunsthem door de bevoegde autoriteit ver
leend.
In art. 1181 van het Burgerlijk Wetboek vindt men als alge-
meenen maatregel, die voor een ieder, zonder eenig onderscheidgel
dig is, dat alle roerende en onroerende goederen van den schulde
naar, zoowel tegenwoordige als toekomstige, aansprakelijk zijn voor
diens persoonlijke verbintenissen.
Art. 511 van het Burgerlijk Wetboek rangschikt onder de roe
rende goederen verbintenissen en vorderingen, die opeischbare geld
sommen tot onderwerp hebben.
Hieronder behooren dus de vorderingen der officieren voor ver
leende diensten (het maandelijksch traktement).
Yolgens het „Reglement op de burgerlijke rechtsvordering Éenz."
(art. 477 en volgende) kan ieder schuldeischer beslag leggen op de
geldsommen, die een derde aan zijnen schuldenaar te betalen heeft
alzoo ook op de traktementen, door de Regeering verschuldigd aan
hare dienaren. De wetgever zag echter terecht in, dat eene Regee
ring met hongerige dienaren niet kan werken en schreef daarom in
art. 750 van de Burgerlijke Rechtsvordering voor, dat op de trak
tementen en pensioenen der ambtenaren geen beslag mag worden
gelegd voor particuliere schulden.
Het wettig recht van executie, aan ieder schuldeischer toegekend,
werd dezen met die bepaling ontnomen, want ofschoon de maatregel
genomen is in het algemeen belang, zoo is zij niettemin onbillijk
voor den schuldeischer, die als algemeene maatregel beslag mag leg
gen op de geldsommen, die zijn schuldenaar van derden heeft te
vorderen en, van wiens standpunt beschouwd, art. 750 Burgerlijke
Rechtsvordering eenvoudig daarstelt de toepassing van het recht
van den sterkste.
Het meet evenwel worden erkend, dat de woorden „algemeen be
lang in deze zaak niet eene bloote machtspreuk zijn. Bij eenig
nadenken toch ziet men dadelijk in, dat zonder deze beperking de
Regeering telkens genoodzaakt zou zijn, om hare dienaren te ont-