468
Kreuzschnabel heeft echter van die veronderstelling niets begrepen.
De tegenpartij, de door Kreuzschnabel ingenomen positie als de
sleutel beschouwende van de geheele stelling, richt zich met hare
hoofdmacht tegen zijn korps, welk laatste wellicht niet '/io van
sterkte des vijands telt.
Het donderend, krakend, oorverdoovend, doch met losse patronen
en dito kardoezen op hem gerichte vuur kan, niettegenstaande het
sterk naderen der tegenpartij, hem niet tot wijken nopen; geen duim
breeds zal hij teruggaan. „Sterven of overwinnen" schijnt zijne
leuze te zijn en als de vijand eindelijk zoo dicht is opgedrongen, dat
dezen nog slechts rest het handvol dapperen van Kreuzschnabel onder
den voet te loopen, dan stelt deze zich aan het hoofd zijner onver-
winlijken, weet hen te bezielen met. den in hem gevaren heldengeest
en met gevelde bajonet gaat het in den stormpas op de tegenpartij los.
Deze, op dergelijken tegenaanval niet bedacht en nog nimmer een
schijnvertooning zóó van aard ziende veranderen, dat zij overgaat in
een gevecht op leven en dood, wijkt natuurlijk voor de punten der
bajonetten. Doch zie, dit is slechts koren op Kreuzschnabel's molen.
Zijn moed klimt in gelijke mate als het moreel bij den tegenstander
schijnt te dalen. Zijn oogen schieten vuur, den stormwind gelijk,
zal hij alles voor zich uit wegvagen; alles vernietigen!! Een enkele
slag met het reeds opgeheven zwaard en verpletteren zal hij hen die
lafaardsverpletteren
Doch aan alle pret komt een einde, dus ook aan deze.
„Houdt op met dat vuren."
„Staakt de manoeuvre," klinkt het schetterend over de geheele linie.
En Kreuzschnabel, die op het punt stond te toouen wat moed, vol
harding en doodsverachting vermogen, Kreuzschnabel ziet zich op
eens als tot verlamming gedoemd, vleugellam geslagen en verplicht
smadelijk terug te keeren tot zijn eigen partij, die hem lafhartig in
den steek gelaten heeft.
De geheele manoeuvre is mislukt, schandelijk is zij in het water
gevallen en dat alles door de schuld van dien ezel van een Kreuz"
schnabel.