40
hooren nog altijd tot de bewapening van de Nederlandsche sterkten
en uit dien hoofde blijft het schieten met die vuurmonden ook steeds
op de programma's van de oefeningen te Oldenbroek voorkomen.
Aangezien deze kanonnen ook tot de bewapening van het Indisch
leger behooren, ja zelfs als onder de beste daarvan moeten beschouwd
worden, zoo heb ik het niet ondienstig geacht den schietstaat (N°. 1)
alhier op te nemen, waaruit men kan ontwaren op welke wijze en
met welke uitwerking wij met dezen vuurmond te Oldenbroek heb
ben geschoten,
Verdere toelichting daarop is overbodig. De gevolgde schietregels
komen eveneens voor in den Leidraad van het schieten met vesting-
geschut, uitgave 1888.
Dienst op den 28en Mei.
Ten 9 ure schietoefeningen met 2 kanonnen van 15 cM. L/24.
Gezamenlijk grensschieten. Standplaats: rooilijn B. Bedding N0'8. 11
en 12. In het geheel 24 granaatkartetsen. Lading 6 KG. bus
kruit (10-—13). Dubbele sasringen, afstand 3500 M. Doel: eene
colonne van 3 Ln. schijven, b. 30, h. 2.8 M., onderlinge afstand
30 M. De voorste ter hoogte van 3500 M., rooilijn B.
Leiding van de oefening der officieren, de kapitein R.
Ten 1 ure schietoefeningen met 2 kanonnen van 12 cM. K. A.
Gezamenlijk grensschieten. Standplaats: rooilijn D. Bedding N0'8. 22
en 23. In het geheel 30 granaatkartetsen. Afstand 1400 M. Doel:
eene colonne van 3 Ln. schijven, b. 15, h. 1.8 M., op onderlingen
afstand van 15 M. De voorste op 100 M. achter de dekking,
1300 M. rooilijn D.
Leiding van de oefening der officieren, de le luitenant O.
Bij het morgenvuur, de controle-post N°. 7, waarin de kapitein S.
De in den reeds meermalen genoemden nLeidraadvoorkomende
regels voor het schieten met granaten dragen ieders goedkeuring weg
en kunnen als voorgoed vastgesteld beschouwd worden.
Dit is niet het geval met de regels van het granaatkartetsvuur.
De daartegeu aangevoerde bezwaren zijn van principieelen aard en