530 -
het voorschrijven van veel schiotregels, hij op blz. 498 met zijne
uitdrukking „en in verband daarmede zijn mikpunt kiezenals ter
loops eenige en geen gemakkelijke schietregels aan de reglementaire
toevoegt. In het stelsel, door mij voorgestaan, komen voor het
individueel vuur voor de kleine afstanden slechts twee schietregels
voor: 1°. richten op het midden van het doel altijd, 2°. verplaatsing
van de vizierklep één deelstreep na iederen sprong benedenwaarts
bij nadering tot, opwaarts bij verwijdering van den vijand. De eerste
wordt werktuigelijk toegepast en vordert dus géén aandacht van den
schutter en alles komt derhalve neer op den enkelen tweeden regel.
Bij die richting heeft de schutter, zooals hieronder zal blijken, tot
350 M. (den afstand van 325 M. en daaromstreeks uitgesloten) nog
voldoende kans zoover afhankelijk van zijn wapen om een doel
ter grootte van de reglementaire kopschijf te treffen, zoodat het niet
noodig is, om nog met betrekking tot de grootte der doelen in
verband met de afstanden schietregels te stellen; schietregels, zóó
moeielijk, dat de schutter ze in het gevecht toch niet kan op
volgen.
De reden, waarom de Heer Rink de zittende houding veroordeelt,
komt mij gezocht voor en is alweder van Europeesch fabricaat.
Ginds mag het moeielijk zijn, de knielende tirailleurlinie vooruit te
krijgen, hier in ons kalm vuurgevecht geenszins het tegendeel is waar
het kost hier veelal moeite, den soldaat van het ontijdig voorwaarts
gaan terug te houden. Dat de schutter onder het voorschrift van
1878 in staande houding slecht schoot, omdat hij door de vrije verkiezing-
zonder uitzondering in de zittende vuurde, pleit tegen dat reglement
(tegen die vrije verkiezing namelijk), niet tegen de zittende houding.
Integendeel, des schutters keuze „zonder uitzondering" dier
houding pleit m. i. eer vóór haarzij is gemakkelijker, vergunt het
geweer meer stil te houden (vooral een deugd ten behoeve van het
juistheidsschot) en dekt beter; ook past zij zeer goed in onze vechtwijze.
Ziedaar, waarom zij door mij wordt aanbevolen.
Op blz. 499 wordt gezegd: 1°. dat men, bij eene consequent door
gevoerde richtmethode op het midden, van den schutter verlangt,
dat hij zijn treffer zoo dicht mogelijk bij dat midden in het doel