533
den ingenomen stand ligt, en 2°. dat op iederen stand evenveel pa
tronen worden verschoten, dan heeft de schutter tusschen 50 en 350 M.
bij de richting op het midden ongeveer een gemiddelde leans om de
kopschijf te treffen van 860.7: 13 66.2 °/0 en bij de richting op
den voet van 7668 13 59 °/0, doch beschouwt men uitsluitend
de afstanden, die in het Indische gevecht alleen of verreweg de meeste
waarde hebben, namelijk de afstanden, die binnen 200 M. liggen,
dan worden die gemidddelden
voor de richting op het midden (100 j— 81 j- 535 j— 100 j- 100 j—
96.2 j— 85.2)7 88 °/0 en voor de richting op den voet (93.4 4"
94.8 4- 91.7 4- 50 4- 50 4-50 4-49.1): 7 68.4%, waaruit
blijkt dat, indien de bestreken ruimte geen, de trefzekerheid op be
paalde afstanden alle waarde heeft, zooals in het Indische gevecht,
de richting op het midden beslist beter is dan die op den voet, iets
wat eigenlijk van zelf spreekt en geen bewijs noodig heeft.
Nu kan men zeggen, dat bij de richting op den voet vizierstanden
kunnen worden aangewend, die meer trefkans opleveren dan die,
welke boven zijn aangenomen (zoo, om een paar voorbeelden te
noemen, zou op 50 M. met het vizier van 100 en op 100
met het vizier van 150 M. 100 °j worden verkregen), maar
1°. zou daarbij een stel schietregels noodig worden, dat voor het
gevecht veel te ingewikkeld is (immers op verdere afstanden zou men,
om de meeste kans van treffen te hebben, weer wel de naastbij zijnde
vizierstanden moeten bezigen), 2°. is het oneigenaardig en zulks
zeker voor den eenvoudigen schutter een anderen vizierstand aan
te wenden dan den meest nabijzijnden en 3°. (wat nog meer klem
mend is) in dat geval kan men daar die meerdere kans verkre
gen wordt door verhooging van het gemiddeld (eigenlijk theoretisch)
trefpunt evengoed en beter het richtpunt verhoogen en het vizier
van den naastbijgelegen afstand gebruiken, m. a. w. de richting
op het midden aannemen.
Bij de berekeningen hierboven werd ondersteld, dat, zooals door
mij gewenscht wordt, het vizier is ingedeeld voor afstanden, die met
50 M. verschil opklimmen. Zien wij nu hoe de toestand is bij het
reglementaire vizier en de richting op den voet. De kansen, om de
kopschijf te treffen, zijn daarbij als volgt