73 den gevechtstrein (van vier voertuigen) aangegeven. De Duitsche artillerie meent ook op het gevechtsveld bewegingen uit de afdeelingaschool te kunnen noodig hebben en die evolutiën zijn nog vrij' talrijk. Ze worden uitgevoerd als die der batterij, op commando's, teekens en signalen en alle gangen worden er weder bij toegepast. Men vindt onder die bewegingen den marsch in bataille, het veranderen van de marschrichting daarbij, enz. We vermelden nog nader: „Die Abtheilung in Batteriekolonnen. Sie besteht aus den mit 140 Schritt Zwischenraum neben einander befindlichen Bat- teriekolonnen" (kolonne met stukken). Verder: „Die Formation dient auf dem Gefechtsfelde als zweckmassige Bewegungsform der Abtheilung nach vorwarts und rückwarts". Wordt die vorm verkregen door opmarsch uit de Abtheilungskolonne (de afdeeling in kolonne met stukken), wat geschieden kan links of rechts of naar beide zijden, dan gaat de voorste batterij in stap, de andere bewegen zich in den bevolen gang. Verandert de batterij, waarop de beweging plaats heeft, terwijl die geschiedt, van richting, dan moeten de andere batterijen zich gedurende de beweging daarnaar voegen. Men kan zich voor stellen, dat er manoeuvreervaardigheid wordt vereischt, om dergelijke bewegingen uit te voeren met drie batterijen met hun gevechtstreinen. Ten slotte valt het voorschrift op te merken: „Es musz auch den jüngeren Offizieren Gelegenheit gegeben werden eine Batterie fïihren zu lernen, weil diese Anforderung im Kriege an sie herantreten wird." Men kan dus niet zeggen, dat gebrek aan verscheidenheid het ken merk is van het zoo vereeuvoudigde Duitsche reglement en het is zeer waarschijnlijk dat, als de artillerie de vormen, die het voorschrijft, „eingeiibt" heeft, zij daardoor tevens manoeuvreervaardig zal ge worden zijn. We wijzen erop, dat, blijkens het aangehaalde uit het meest gea vanceerde artilleriereglement, een vereenvoudiging, zooals voor onze batt. school, le ged., wordt voorgestaan, zonder voorbeeld is. Wan neer is nu practised gebleken, dat de in de werkelijkheid onnoodige bewegingen moeten vervallen? Ziet men ze wel eens toepassen op ons waarschijnlijk oorlogsterrein Natuurlijk niet, want, afgescheiden van al het andere, kan dat niet. Wel ziet men telkens geheel on geoefende officieren, na het doorloopen der verschillende scholen, in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 84