78 De le colonne neemt dus stelling ten Noorden en Westen van het dorp; de 2e colonne ten Zuiden en Westen. IX. In beginsel zullen de troepen wijzigingen uit de omstandighe den voortspruitende en ter beoordeeling van de beide colonnecomman danten uitgezonderd als volgt gebezigd worden De le en 8e compagnie tirailleurs als aanvalstroepen. De pelotons marine-infanr.erie als reserves en dekking van de ar tillerie. De spahis en hulptroepen op de flanken aan de Oostzijde, ten einde op een gewild oogenblik hier de wegen te kunnen afsnijden. X. Ieder dezer beide colonnes houdt zich, behalve aan deze algemeene beginselen, aan de bijzondere voorschriften, reeds bij de marschorder, de bivouak-order en de gevechtsformatie gegeven. De overwegingen, die ik hierboven ontwikkeld heb, hebben de nood zakelijkheid reeds aangetoond tot het opmarcheeren naar Dianna in twee colonnes. Men moet overigens de gevaren, die deze dubbele opmarsch opleverde, niet over het hoofd zien. De beide colonnes vertrokken van twee punten op meer dan 200 KM. van elkander verwijderd; zij traden op in onbekende vijandige streken met talrijke hinderpalen en gescheiden door eene belangrijke rivier, de Falémé. Yerband tusschen de beide colonnes zou onmogelijk, ten minste zeer moeilijk, zijn en toch voor het succes van den veldtocht was het noodig, dat de beide colonnes elkander op den vastgestelden dag onder de muren van Dianna ontmoetten. Ik had bij het opstellen van de marschorder rekening gehouden met deze overwegingen. De commandant Yallière was een energiek of ficier, die geheel op de hoogte was van het te bereiken doel. Bovendien was de 2e colonne, die nagenoeg evenals de le colonne was samen gesteld, in staat den weerstand te overwinnen, dien zij op haar weg kon ontmoeten voor in Dianna aan te komen. Men zou vreezen, dat de Marabout zich met zijne geheele macht voor haar zou bevinden, zoodra zij de Falémé zou zijn overgetrokkenmaar de le colonne zou in staat geweest zijn den commandant Vallière te hulp te komen, door zich in den rug van den Marabout te stellen en zijn aftocht naar het Westen te beletten. Uit de gegevens, verkregen door de verkenning van luitenant Quiquandou, had ik kunnen opmaken dat de 2° colonne zes dagen noodig had voor het doortrekken van Bambouk, verder vier dagen om in de omstreken van Dianna te komen; ik gaf haar bovendien nog twee dagen voor betover-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 89