109
wij zouden lang niet de voorwaarden kunnen stellen, waartoe wij in
staat waren bij gedwongen onderwerping.
Met dit oordeel van een man van groote ervaring en zeer helder
verstand mag de Regeering wel rekening houden en nu dus de scheep
vaartregeling zal worden ingevoerd, zonder dat de Kemala partij zich
onderwierp, is dit een reden te meer om terugtekeeren tot het aanvan
kelijke regime, uitgedrukt in de proclamatie van Generaal van Swieien
van 12 Februari 1874:
„dat het Nederlandsche Gouvernement Souverein is, in plaats van
den sultan".
en er thans rondweg bij te verklaren, dat het Nederlandsche Gou
vernement ook Souverein blijven zal zonder den sultan.
Zoo moet dan, niet „met of zonder sultan" maar „zouder sultan"
Groot-Atjeh gepacificeerd worden, en rijst de gewichtige vraag: Hoe?
Hierop echter geeft Scherer geen antwoord meer, hij is hier au bout
de son latin, zelfs bij zijne meening, dat hij Groot-Afjeh door bond-
genooten kan afsluiten van de Onderhoorigheden en alleen te doen
heeft met zijn verwoes'e en ontvolkte streek met ternauwernood
40000 inwoners.
Hij zegt feitelijk alleen, dat men het in drie jaren zoover gebracht
moet hebben, dat men in gezelschap der hoofden overal op geheel
Atjeh zonder gevaar komen kan en dat de aanvallen op onze verster
kingen of onze militairen tot het verledene behooren.
In het plan der scheepvaartregeling, zoowel vau Generaal van Teijn
als van Scherer, is Oleh-leh opgenomen als plaats van openstelling
voor in- en uitvoer.
De vraag rijst nu: Moeten ook te Oleh-leh dezelfde invoerrechten
geheven worden als in de Onderhoorigheden?
Hadden wij te Groot-Atjeh, evenals in de Onderhoorigheden, maar
een enkel punt aan de kust bezet, dan zou het antwoord natuurlijk
volmondig bevestigend moeten luiden.
Zooals de stand van zaken nu is, achtte de Generaal van Teijn
het noodig dat Oleh-leh, behalve voor den invoer van opium, eene
vrijhaven wordt, omdat daardoor de vallei van Groot-Atjeh, waar de