140
Nadat de postduiven van de vereeniging St. Pieter te Willem 1
waren aangekomen, werden daar de proeven weder voortgezet.
Voor korten tijd echter, daar in Februari 1890 het korps Ge
nietroepen naar Malang verhuisde en dus ook de duiven daarheen
moesten worden overgebracht. De resultaten, die vóór dat vertrek bij
de proeven werden verkregen, konden vrij bevredigend worden ge
noemd; bij de vluchten, die plaats hadden op afstanden tusschen 23
KM. Tempoeranen 126 KM. Madioenraakten slechts weinig
duiven weg, terwijl eene gemiddelde snelheid verkregen werd variee-
rende tusschen de 840 en 1250 M.
Van de Luiksche (Valkenburgselié) duiven was in dat tijdperk nog
weinig te zeggen; zij toonden een krachtig gestel te hebben, doch
zich slechts langzaam te vermenigvuldigen; in November 1889 n.l.
bedroeg het aantal jongen van die duiven niet meer dan acht.
De africhting der Inlandsche duiven had toen ook geregeld plaats;
daar het echter geene rasduiven waren, bepaalde men zich voorloopig
tot vluchten van ongeveer 5 KM; de ten slotte daarbij verkregen
snelheid bedroeg voor alle duiven 1665 M.
Toen daarop deze duiven eenige malen te Bringin (13-J- KM.) en
te Gogodalem (15J KM.) werden opgelaten, verkreeg men wel minder
gunstige resultaten, doch door de verbetering, die men bij elke vol
gende vlucht kon opmerken, mocht men met recht verwachten, dat
in de toekomst ook van de Inlandsche duiven voor den postduiven-
dienst partij zoude kunnen getrokken worden.
Te Malang verliep nagenoeg het eerste halfjaar 1890 alvorens de
africhting weder behoorlijk kon plaats hebben. De daarna verkregen
resultaten zijn samengevat in den achter dit opstel geplaatsten staat,
bevattende halfjaarlijksche overzichten betreffende het postduivensta-
tion te Malang.
In den toestand van den postduivendienst in Atjeh, zooals die hier
boven is beschreven, kwam in 1891 weinig of geen verbetering. Slechts
tusschen de stations Kgta-Radja Poeloe Bras bestond eene feite
lijke postduivencommunicatie. Op de lijn Kota-RadjaMelaboeh
Singkel bleef de toestand even treurig als hij te voren was en dat
ten gevolge van de gebrekkige gelegenheid tot africhting. Wilde