152 korporaals bij de Inlandsche compagnieën en de vermindering van het aantal tamboers en hoornblazers met 2 per compagnie, wat een even groote vermeerdering van het aantal geweerdragenden geeft. Tegenover deze verbeteringen staat echter eene belangrijke leemte in de nieuwe samenstelling der veldbataljons, n. 1. dat hierbij niet gerekend is op het noodige officiers- en minder kader voor de depotcompagnie, die het korps bij het te velde trekken in het garnizoen moet formeeren. In de bestaande organisatie was dit niet noodig, want de depot compagnie, die volgens de A. O. 1878 No. 74 tegenwoordig bij vertrek van het bataljon op expeditie moet achterblijven, is eigenlijk niets anders dan een zuiver administratieve instelling, dienende tot beheer der achtergelaten vrouwen, kinderen en goederen. Een luitenant en een paar man kader, hetzij minder-validen van het vertrekkende bataljon of desnoods tijdelijk uit een ander korps getrokken, zijn daartoe voldoende. Maar doordat de toekomstige depotcompagnieën eene geheel andere en veel omvangrijker taak zullen te vervullen hebben, krijgen zij eene geheel andere beteekenis en moesten daarvoor in de formatie van elk veldbataljon onzes inziens zijn uitgetrokken: 1 kapitein met eenige luitenants en het noodige Eur. en Inl. kader. De M. v. T. ontkent dit echter en het is daarom wellicht niet over bodig, in het kort aan te geven, waartoe de depotcompagnieën in de toekomst moeten dienen, nu zij de taak der depotbataljons voor een zeer groot deel zullen moeten overnemen. Zoodra het veldbataljon op mobielen voet moet gebracht worden, zullen behalye de vrouwen en kinderen ook alle non-valeurs voortaan bij de op te richten depotcompagnie moeten overgaan. Hun aantal is reeds sedert jaren zeer belangrijk, vooral tengevolge der verwoes tingen door de beri-beri aangericht. Maar zelfs al laat men voor een oogenblik de ongunstige omstandigheden, waarin wij reeds zoolang ver- keeren, buiten beschouwing, dan nog moet een zeker percent zieke en te zwakke manschappen, krijgsraad-arrestanten, gedetacheerden en zij, die binnen 4 maanden den dienst zullen verlaten, in het garnizoen worden achtergelaten. Stellen wij, om de gedachten te bepalen, dit percent op 20 °/0 van de Europeanen en 10°/o van de Inlanders, wat blijkens de ondervinding van meerdere tientallen van jaren stellig niet te hoog is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 155