13 in weerwil, dat door den onbelemmerden vrijen uit- en invoer overal overvloed heerschte en men daarom vrij bereidwillig allerwegen zijn penningske offerde tot bereiking van het groote doel de verdrijving van den gehaten en thans ook geminachten ongeloovigen indringer; in weerwil, dat dientengevolge ook al meer en meer vuurwapens en verdere oorlogsbenoodigdheden in het land kwamen, waardoor 's vijands kracht voortdurend toenam en wij zelf daaraan, helaas, hadden medegewerkt en nog medewerkten door weinig gevaar meer te zien in het verstrekken of door licenties doen verstrekken van vuurwapens en munitie; in weerwil van dit alles zag men thans consequentie, nu het vertoonen van onmacht en zwakheid gold en werd vastgehouden aan het beginsel van lijdelijk afwachten in onze z. g. onaantastbare stelling, die toen echter voortdurend aangetast werd. Weldra kreeg de politiek van cajoleeren, uit de omstandigheden geboren, zelfs eene nog grootere uitbreiding, want behalve dat verschil lende hoofden zoowel van binnen als van buiten de linie traktement kregen, waarvoor zij in den regel ons geen enkelen dienst bewezen, kwam thans van Regeeringswege het begiusel op den voorgrond, tijdens het bestuur van Laging Tobias verworpen, n.l. herstel van het sultanaat over Groot-Atjeh onder Toeankoe Mohamad Daoed. Het was de Minister Sprenger van Eijk, die dit weder aan de orde stelde, daartoe waarschijnlijk niet alleen gebracht door de in de archieven voorhanden vertoogen van den gewezen Minister Van Bloemen Waanders en den Heer Laging Tobias, maar ook doordat mannen van gezag en invloed, zich vóór herstel van het sultanaat verklaarden. In zijne in 1886 uitgegeven „Parlementaire redevoe ringen" zegt b. v. de Heer Fransen van de Putte, voorrede bladz XIII „Meer en meer is in de laatste jaren de overtuiging bij mij gerijpt, „gelijk ik de eer had in de Staten-Generaal te kennen te geven, dat de „herstelling van het sultanaat onder onze souvereiniteit alsnog de beste „solutie is van het Atjeh-vraag stuk" en werkelijk vindt men op de bladz. 245, 256, 261, 279 en 280 van die Redevoeringen, dat hij sedert 1879 het denkbeeld opperde van een herstel van een centraal In- landsch bestuur in Groot-Atjeh. Dat ook de Generaal van Swieten er niet tegen was, maar den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 16