173
Zonder twijfel zal iedereen die de toestanden kent volgaarne onder-
schrijven, dat van die paarden de stalling ellendig, vloer of stal-
planken slecht, paillasse onbekend, voeding meestal onvoldoende,
werkzaamheden meestal afmattend en afbeulend zijn.
De ritmeester W. had daaraan nog kunnen toevoegen, dat die
paarden bijna alle worden gereeruteerd uit het mindere gehalte (dus de
kleinere en zwakkere individuen) van de prauwen Soemba-, Soembawa-,
Savoe-en Rottipaarden en dat zij, van daag uit de prauw, morgen
of overmorgen al worden ingespannen.
Hoe laug denkt de ritmeester W. wel dat de overgroote meerderheid
dier paarden meegaat? Zoo ZEdGestr. daarover nog niet heeft nage
dacht dan zal, behoorlijk rekening houdende met de levensvoorwaarden
dier beklagenswaardige wezens en met het reusachtige van het getal dier
paarden, dat ieder jaar in de 3 groote steden van Java gekocht wordt
en er blijft, hem wel tot het inzicht breugeD, dat het zeer kort is,
misschien enkele maanden. Inderdaad is het geen geheim, al is het
een schande voor de Europeesche maatschappij, dat Soerabaja, Semarang
en Batavia groote paardenkerkhoven zijn. Ik weet wel, dat een zeker
getal der mindere prauwpaarden naar het binnenland gaat, maar niet de
groote massa. De overgroote massa wordt ter plaatse m'bruikt en wel
zóó snel, dat dit het alleen verklaart hoe dat buitengewoon groot aantal
aangevoerde paarden van minder gehalte altijd gereede koopers vindt.
Deze paarden hebben geen tijd om leggers te krijgen, die geleidelijk
ontstaan in den loop van maanden door het liggen op de planken.
Zij zijn vóór dien tijd uit hun lijden verlost.
De geconstateerde feiten van den ritmeester W. acht ik derhalve
voor een deel geen feiten en waar het feiten zijn, leiden zij ZEdGestr.
tot onjuiste conclusies.
„De paillasse is er nog steeds bij de overgroote massa der officiereu
„van bereden wapens en zal er ook wel blijven; helaas blijft vermoe-
delyk ook steeds een enltel merkwaardig individu (uit gemakzucht
„of onverschilligheid) bestaan.
Eu nu nog een enkel woord over de vriendelijke moreele lessen en
beschouwingen.
Men zou uit de bespiegelingen van den ritmeester W. aan mijn adres
kunneu opmaken, dat ik met het gros der officieren van bereden wapens