177
autoriteiten aan de Journalen is ontleend, blijft het onduidelijk, hoe
bij den tweeden overtocht het geschut van den linker- naar den
rechteroever is overgebracht. De paarden, zoowel van de cavalerie
als van de artillerie, hebben blijkbaar met hunne ruiters op den
rug het ondoorwaadbare gedeelte van de rivier overgezwommen,
doch hoe de muildieren, het geschut en de munitiekisten bij deze
gelegenheid den tegenovergestelden oever hebben bereikt, en of
de dieren gewillig waren dan wel weerstand boden, dit alles wordt
niet vermeld.
Aangezien juist dit bij eene oefening, als de hierbedoelde, van
belang is te weten, hoop ik dat een der artillerie- of andere offi
cieren, die bij dezen dienst zijn tegenwoordig geweest, wel zoo goed
zal willen zijn den lezers van dit Tijdschrift daaromtrent nadere
toelichtingen te verschaffen.
Op dezelfde plaats, waar de hier voren beschreven oefening op den
28en September j.l. plaats had, maar op een geheel aDdere wijze,
werd den 10en October d. a. v. door eene compagnie infanterie de
Edi-rivier overgetrokken.
Betreffende deze oefening wordt in het journaal aangeteekend
„Een compagnie infanterie maakte een vlotbrug van petroleumblikken
„naar gegevens van den len luitenant der genie Raaijmakers over de Edi-
„rivier bij Blaag Sekotji. Deze brug was voldoende sterk voor infanterie,
„de troep kon er op één gelid met één pas tusschenruimte zeer wel
„overheen marcheerenvoor cavalerie of artillerie was de draagkracht
„onvoldoende. De brug was in uur gereed, terwijl de blikken te voren
„in het kampement gereed gemaakt en gekoppeld waren".
Jammer genoeg ontbreken ook hier weder verscheidene gegevens,
die van deze nieuwe wijze van overbrugging een goed denkbeeld
kunnen geven.
Zoo bijv. wordt niet vermeld, hoeveel blikken zijn gebezigd,
op welke wijze de koppeling heeft plaats gehad, of zij in of buiten
hunne kisten zijn te water gelaten, hoe breed de brug en of zij van
leuningen voorzien was en op welke manier het mogelijk zou zijn
geweest, om haar ook voor den overgang van cavalerie en artillerie
geschikt te maken.
Dl. I, 1892. 12