230
leidt men du de T. en uit het en -j- vallen der springpunten t/o.
van de aangenomen geschatte springhoogte leidt men de O. H. af.
Voorbeeld.
Men vuurt met het bergkanon op 1200 M., T. 1225 en heeft op
lage springpunten ingeschoten. Men kreeg de volgende uitkomsten
1100 M.Springhoogte
De springhoogten zijn geschat t/o van een punt, dat schijnbaar
op de normale springhoogte lag.
Om de T. te berekenen redeneere men als volgt:
Men heeft op 1200 M. 2 springpunten -j- en 2 dus het gemid
deld springpunt ligt in het doel. Het moet er 50 M. voor liggen,
alzoo moet men 50 M. Par. terug en dus O. H. 1150 M.,T. 1175 M.
nemen.
Van de 6 springhoogteu waren er 4 te laag. Het gemiddeld
springpunt ligt dus 2.25 M te laag. Om dit te corrigeeren, ver
meerdert men de O. H. met 25 M. Het vuur kan dus worden voort
gezet op 1175 M T. 1175 M.
Volgens den Leidraad had men het vuur moeten voortzetten op
1200 M., en zou dus het interval 25 M. te kleiu zijn geworden.
Het kan nu gebeuren, dat men na het grensschieten geen voldoende
gegevens heeft voor de O H. door dat b.v. de T. te dikwijls is ge
wijzigd. In dat geval leidt men de O. H voorloopig af uit de met
de laatste T. gedane schoten, ook al zijn er maar twee en moet men
dan verder bij het voortgezet vuur zien of men al of niet de juiste
O H. heeft.
Men moet dan echter de wijziging in springhoogte niet trachten te
verkrijgen door wijziging der T. Dit zou eene groote fout zijn, daar
dit wijziging van het interval ten gevolge zoude hebbun en dat zoekt
men toch niet. Het interval is nu eenmaal bepaald door het waar
nemen der springpunten t/o van het doel.
1100
1200
1200
1200
1200