253 Doch wat ik wel wensch te doen, is dit. Ik wensch u eenige vragen voor te leggen. le. Waaruit blijkt, dat de werkelijk knappe officieren, dat zijn volgens u, zij die de krijgsschool niet bezochten, doch alleen door hun aan den dag komende talenten carrière maakten, wel studie- en werklust bezitten? Waar zijn de doorslaande bewijzen van hun arbeid in het belang van het leger? Wat hebben zij gepresteerd in het belang van het leger? Evenals gij ten aanzien der stafofficieren, zonder ik enkelen, doch ook hoogst enkelen, uit. 2e, Gesteld dat het waar is, wat gij zegt, dat de werkelijk knappe officieren niet naar de krijgsschool gaan tot het voortzetten der studiën, die op de schoolbanken werden aangevangen, wat kan dan daarvan de reden zijn? Toch alleen, dat de dienst bij den Staf te weinig attracties bezit. En waarin kunnen nu de mindere attracties gelegen zijn van den Staf, vergeleken bij andere speciale betrekkingen, die volgens u, nu door de eigenlijk knappe koppen worden ingenomen? Toch werkelijk niet in den werkkring, want gij zult mij toch niet wijs willen maken, dat de arbeid op een der hoofdbureaux van de verschillende wapens of bij de I Afd. v. h. D. v. O., of zelfs als directeur van een kaderschool of van welke speciale betrekking gij maar wilt, minder geestdoodend is dan die van het hoofdbureau van den Staf of van Chef van den Staf eener Afdeeling. Neen, waarde Y, de quintessence is hierin gelegen, dat plaatsing bij den Staf niet meer traktement geeft, dan de meeste dier speciale betrekkingen, zoodat menschen, die werkelijk knap zijn, lees liever die in den smaak vallen, al heel gauw inzien, dat om carrière te maken, en het hoogst mogelijke traktement te ontvangen, het niet noodig is, zich de moeite te geven naar de krijgsschool te gaan, en zich er aan te wagen, met „niet aan te bevelen voor den dienst bij den Generalen Staf" terug te komen. Geef den Staf groote voordeelen boven alle andere wapens in traktement en promotie, dan zal men uit de knapsten een keus kunnen doen, want allen zullen zich dan aanmelden, en naar eene plaatsing hunkeren en nu ten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 256