274
Art. 5. De Directeur voert de administratie der Vereeniging, hierin
bijgestaan door de Commissarissen.
Art. 6. Het Bestuur belegt jaarlijks in de maand Januari eene alge-
meene vergadering, waarin verslag wordt uitgebracht over den toestand
der Yereeniging.
Art. 7. Op de jaarlijksche algemeene vergadering kan ieder lid voor
stellen doen tot wijziging van het Reglement, mits daarvan vóór 1 December
aan het bestuur schriftelijk kennis wordt gegeven, ten einde de leden tijdig
daarmede bekend te kunnen maken.
Art. 8. Leden, buiten Batavia wonende, kunnen hunne voorstellen
schriftelijk indienen en desverkiezend toelichten of ter vergadering doen
toelichten. Die voorstellen kunnen door één of meer leden geteekend
worden, wier stemmen bij de beslissing medetellen.
Art. 9. Ieder lid brengt een aantal stemmen uit, gelijkstaande met
het aantal zijner ingeschreven paarden. Alle besluiten worden bij
meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen beslist de
Directeur.
Art. 10. Op de jaarlijksche algemeene vergadering wordt het Bestuur
voor het volgende jaar verkozen. Tusschentijdsche vacatures worden door
het Bestuur zelf aangevuld.
Art. 11. Elk lid kan te Batavia eene buitengewone algemeene verga
dering doen bijeenroepen, indien hij zich aan een beslissing van het bestuur
niet wenscht te onderwerpen.
Hij roept daartoe de tusschenkomst van het bestuur in, dat verplicht
is, aan het verzoek gevolg te geven.
Art. 12. In elk garnizoen buiten Batavia kan door het bestuur een lid
aangewezen worden, om als correspondent der vereeniging op te treden.
C. Het lidmaatschap.
Art. 13. Behoudens de in art. 14 vermelde uitzondering kan in de
Yereeniging alleen deelgenomen worden door de officieren van het Ne-
derlandsch-Indische leger, die op grond van de voor het leger geldende
bepalingen tot het houden van één of meer rijpaarden gerechtigd zijn.
Niemand mag echter voor meer dan twee paarden lid zijn.
Art. 14. Als uitzondering op het vorige artikel, kunnen ter beoor
deeling van het Bestuur ook kapiteins die, hoewel niet gerechtigd tot
het houden van rijpaarden, zich in het belang van den dienst een paard
aanschaffen, tot het lidmaatschap worden toegelaten.
Art. 15. Een paard, dat ingeschreven wordt, mag niet jonger dan