290 wordt. Tevens doet zich dan het verschijnsel voor, dat het buskruit zoowel voor scheikundige als mechanische invloeden gevoeliger wordt, tot eindelijk de ontleding een zoodanig punt bereikt, dat zelfontbran ding intreden kan. Deze meerdere gevoeligheid openbaart zich in de eerste plaats door een daling der ontbrandingstemperatuur, zoodat bij eene nauwgezette controle deze temperatuur van tijd tot tijd moet worden bepaald. Yan iedere kruitsoort is dan ook maandelijks het ontbrandingspunt bepaald. Een dergelijk onderzoek is zeer gemakkelijk en komt in hoofdzaak daarop neer, dat men een glazen buisje, waarin een weinig kruit gedaan is, in een oliebad plaatst en dit langzaam verwarmt tot eindelijk het kruit ontploft. Met behulp van een thermometer, die tevens in het oliebad geplaatst is, kan men dan de ontvlammingstemperatuur aflezen. Vond men nu, aldus te werk gaande, bij een en dezelfde partij kruit op een bepaald oogenblik steeds dezelfde temperatuur, dan zou men een nauwkeurigen en gevoeligen indicator hebben voor den voort gang van het ontledingsproces. Dit is echter geenszins het geval: die temperaturen loopen veelal een vier- of vijftal graden C. uiteen. Daaruit volgt, dat de daling der ontbrandingstemperatuur vrij sterk moet zijn, alvorens men gerechtigd is, daaruit tot eene vermindering van de chemische stabiliteit te besluiten Bij het If alsroderkvMit nu bleef de ontbrandingstemperatuur met geringe spelingen omstreeks anderhalf jaar op hetzelfde punt, name- 1 ijk 170 bedert enkele maanden echter is eene trapsgewijze daling ingetreden tot 160°, op welke temperatuur zij sedert gebleven is. Hieruit volgt, dat deze kruitsoort op den duur niet volkomen tegen de tropische temperatuur bestand is en langzamerhand in qualiteit achteruitgaat. Het iVoJe/kruit heeft eveneens eene geringe daling vertoond deze is echter niet van dien aard, dat men er eene stellige conclusie aan verbinden kan. Bij het Troisdorfkvaït daarentegen daalde de ontbrandingstempe ratuur reeds de eerste drie maanden van 174° tot 155° op welk punt zij verder gebleven is Dat eene opbewaring in tropische hitte een zeer nadeeligen invloed op dit kruit heeft, wordt hierdoor buiten allen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 293