333
geweren) schieten op een doel waarop hij de uitwerking van zijn
schot goed nagaan en beoordeelen kan, d.w.z. de cirkelschijf, en als
hij daardoor heeft geleerd goed te richten op het aangewezen mikpunt
en de uitwerking daarvan na te gaan en begrepen heeft welk verband
tusschen richt- en mikpunt bestaat en de eigenaardigheden van zijn
geweer heeft leeren kennen, dan zet men hem voor de z.g. tactische
schijven, nabootsingen van de werkelijkheid, waarop geen mikpunt is
aangegeven en leert men hem nu daarop het beste mikpunt te beoor
deelen en te kiezen. Bovendien wordt hem vooral in het begin de
gelegenheid gegeven minder richtfouten te maken daar hij opgelegd
schiet, waardoor hij dus beter de uitwerking van zijn schot, de
afwijkingen van zijn geweer ziet en begrijpt, terwijl hij dan later in de
gelegenheid is, dit geleerde uit de vrije hand op de tactische
schijven in toepassing te brengen.
Bij ons nu wordt de man, pas afgeëxerceerd de Inlander even goed
als de Amboinees of Europeaan dadelijk met zijn geweer in de vrije
hand tegenover een lap linnen van 1.50 M. in't vierkant gezet en
hem gezegd, dat hij op het midden van den onderkant moet mikken,
waar echter een, voor den geheel onbedreven en onhandigen eerst
beginnende zoo hoogst noodig, gemarkeerd mikpunt ontbreekt.
Ik laat hier die drie niets beteekenende oefeningetjes van de z.g.
„vooroefeningen" geheel buiten beschouwing, omdat de recruut daaruit
in 't geheel niets leeren kanmen iaat toch den in het schieten nog
geheel onkundigen recruut, op denzelfden lap linnen nu wel met een
gemarkeerd mikpunt aan den onderkant op afstanden van 50, 75 en
100 M., met het vizier voor 250 M. schieten, en dat terwijl wij een
vizier van 150 M. hebben.
Wat moet die man, als hij eens bij uitzondering nadenkt, wel een
idee van zijn wapen krijgen?
Hij heeft natuurlijk geen flauw begrip van kogelbaan en verheffing
op die kleine afstanden wijkt de kogel reeds zoover af van het plaatsje
waarop hij gemikt heeft. Toch wordt in 77 8.V. gezegd, dat deze
oefening ten doel heeft den recruten een denkbeeld te geven van de
plaats waar het trefpunt ten opzichte van het mikpunt ligt, alzoo van
de afwijkingen (of spreiding) van zijn geweerdaartoe zou toch stellig
noodig zijn een serie schoten op vizierschotsafstand afgegeven onder
Dl. I, 1893, 22