31 harding werd volgehouden en wij niet door vleierij en schoonklinkende voorstellen van den ingeslagen weg een duimbreed afweken, de onder werping volgen zou. Het reeds ingediende voorstel, scheepvaartregeling voor de Oostkust met uitsluitende vestiging te Edi, werd toen gevolgd door een voorstel voor de vestiging te Telok Kroet (Poeloe Raja), en te Pedir werden de noodige opmetingen en waterpassingen verricht, die gevolgd zouden worden door hetzelfde werk te Telok Semawé, dat de Generaal echter aan zijn opvolger moest overlaten door het noodzakelijke van zijn vertrek om dringende gezondheidsredenen. Zjjn Algemeen voorstel diende hij echter, zooals zijne levensbe schrijving te lezen gaf, ook nog aan de Regeering in en gaf hij tevens te kennen, dat de sluiting, die in korten tijd zulke gunstige resultaten had opgeleverd, met energie moest worden volgehouden tot dat de partij van verzet te Kemala met Toeankoe Mohamad Daoed het hoofd in den schoot zouden hebben gelegd. Naarmate die onderwerping langer uitbleef, moest de sluiting zelfs verscherpt worden om daarna, d. w. z. na die onderwerping, geleidelijk in de voorgestelde en voor bereide scheepvaartregeling overtegaan. Dat was dus het zooeven bedoelde, nader te bepalen tijdstip. De sluiting hield n. 1. nauw verband met herstel van het sultanaat. Er was een sultan, die in Atjeh algemeen erkend werd; door onze wijze van optreden en handelen was zijn aanzien allengs toegenomen, onze pogingen om hem op vredelievende wijze, langs een politieker), z. g. diplomatischen weg tot onderwerping te brengen, had de hoofden, die wij daartoe bezigden, er toe gebracht dien sultan hulde te gaan brengen overeenkomstig de gebruiken van de Peratoeran Makota Alamenkelen vroegen tot betere verzekering hunner positie, naar zij dachten, voor 't geval de sultan zich aan ons onderwierp, een z g. tjap sembilan (tjap halilintar), auderen vonden het veilig om met het in hunne oogen wettige Atjehsche gezag op een goeden voet te staan, omdat zij volstrekt nog zoo verzekerd niet waren, dat wij niet eenmaal, even als bij de le expeditie, het land weder zouden ont ruimen en zij in dit geval last van den sultan en zijne omgeving zouden kunnen krijgen. Medewerken om den sultan met de verdere hoofden van de z. g.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 34