34
de Atjehers, op de wijze als Generaal van Teijn dat op de Oostkust
heeft ingesteld.
En hoe krachtiger men de scheepvaartregeling invoert, d. w. z. hoe
meer de Atjehers voelen, dat zij daarmede in onze macht zijn en bij
het geringste verzet, zelfs bij niet ijverig medewerken in de door ons
gewenschte richting, hun lieve geld in onze schatkist zien vloeien,
hoe gedweeër en volgzamer zij zullen wezen, hoe meer eerbied en
ontzag zij ons zullen toonen.
Bovendien zeg ik nogmaals:
Afgescheiden van den godsdienst, zal het Atjehsche volk zich slechts
onderwerpen en ontzag toonen aan hem, die voelen laat de macht
te bezitten, om zijn wil te doen eerbiedigen, onverschillig welke
middelen hij toepast.
Een paar voorbeelden
Scherer zegt dat in 1883 en 1884 in Edi de militaire commandant,
dokter, controleur en postcommies op 500 M. van de benting woonden
en de dames er even gerust als te Batavia roet hare kinderen gingen
wandelen, en haalt hij dit aan als een bewijs van veiligheid door
de scheepvaartregeling verkregen.
Nu, vóór dat aan scheepvaartregeling gedacht werd, had men te
Edi eene onderneming palen ver in het binnenland, tijdens de scheep
vaartregeling is die opgeheven; tot in 1889 kwamen sedert onze
troepen niet verder dan van de versterking tot op den Chineesehen
passar en aan het strand, niettegenstaande de controleur en geërn-
ploieerde van de Atjehleverantie altijd op 500 M. buiten de verster
king gewoond hebben, ook tijdens de onlusten in 1889 en 1890 en
er nog wonen.
Na de toegebrachte slagen en de zware opgelegde oorlogsschatting
marcheeren onze troepen tot Djolok, als zij willen.
Edi Tjoet was een der heftigste deelnemers aan het verzet in 1890
en kreeg een zware boete; enkele maanden later reed de Generaal
van Teijn, alleen vergezeld door de officieren van zijn gevolg, langs
het zeestrand naar die plaats op een oogenblik, dat de geheele
Noordkust door de strenge sluitiug zijn bestraffende hand voelde.