403
op die strook is de uitwerking (d i. het aantal treffers niet van den
grond, doch van levende vijanden) van dien bundel (gelijk 43 laatste
alinea Aanhangsel zeer te recht zegt) evenredig aaD de dichtheid
van het doel. Die dichtheid van dat doel n.l. levende menschen is
in die strook echter erg dun bij onze Inlandsche vijandenalleen op
de dwarsdoorsnede van den bundel vindt men in den regel eenige,
en nog meest verspreid zittende of liggende, meestal verscholen
vijanden, op wie de bundel dus uitwerking zou kunnen hebben alle
andere kogels vallen neer zonder iemand te kunnen treffen en het grond
plan van trefferverdeeling kan daarbij dus gerust opgeborgen blijven.
En al blijft men beweren, dat de vijand niet altijd in die ééne
verspreide linie tegenover ons staat, de vijand stoort zich daaraan
niet en blijft doen wat hem goeddunkt; trouwens dat zoo ijverig
zoeken in onze geheele krijgsgeschiedenis naar gevallen, waar de
vijand meer gesloten is opgetreden, bewijst juist ten duidelijkste,
dat die gevallen uitzondering zijn, en in die uitzonderingsgevallen
kan immers altijd het salvovuur toegepast worden.
Wanneer de bewering van den eenen schriiver „dat hetsaDovuur
in den oorlog met onze Indische vijanden niet te veelvuldig moet
toegepast worden", door een anderen schrijver bestreden wordt met de
eenvoudige aanhaling van één voorbeeld, waarbij nog op 50 M. salvo's
zijn afgegeven (welk voorbeeld in zijn beteekenis nog onjuist wordt
geciteerd, daar juist daarbij gehpel bijzondere omstandigheden aanlei
ding tot die wijze van vuren hadden gegeven) dan acht ik dat argu
ment zeer zwak, of liever geheel verkeerd gebezigdde stelling dat
als uitzondering het bundelvuur gebezigd kan en moet worden, daar
waar geen ontwikkeling tot het gevecht kan plaats hebben, of om
bijzondere redenen niet raadzaam wordt geacht, zou er meer kracht
aan ontleenen.
Ik stel mij de vraag, hoe is het toch gekomen, dat wij zoo in
eens in de laatste jaren, onze oude tactiek en oorlogspracujk
hebben ter zijde gesteld en eene geheel andere richting volgen, of liever,
ik weet wel hoe wij daartoe gekomen zijn en vraag ik mij af: was
deze zoo in 't oogvallende zwenking eene noodzakelijkheid, een
logisch gevolg van feiten en veranderde omstandigheden?
In de Europeesche legers heeft in de jaren na 1870 eene voort-