416
positie, dat hij op den grond geliurkt, de „sembah" (teeken van
eerbied en onderdanigheid) voor Dipo Negoro maakte.
Al de prinsen stonden op, staken de hoofden bijeen, doch zwegen.
Dipo Negoro overzag de geheele groep, en het scheen, dat hij op
aller gelaat verontwaardiging en afkeuring las, want haastig begaf hij
zich weêr tot den resident, gaf hem en den heer Chevalier de hand en
zeide: „Smissaert, 't is wellicht de laatste maal, dat ik U de hand druk".
Begeleid door zijn lijfwacht, spoedde hij zich toen het fort te
verlaten, waarna ook de resident zich verwijderde. Nauwelijks was de
resident vertrokken, of Chevalier sloeg met de vuist op tafel en
zwoer Dipo Negoro's beleediging te zullen wreken.
De bejegening, den resident aangedaan, noemde hij Majesteits
schennis, zijnde Smissaert te Djocja de vertegenwoordiger des Konings.
De resident daarentegen, wiens waardigheid in het stof was
getreden, die in tegenwoordigheid van een heel gezelschap, ja zelfs
van bedienden, op zoodanige grove manier was beleedigd, gehoond en
uitgedaagd, deed niets en maakte zelfs van het gebeurde geen melding
Ongestoord bereidde Dipo Negoro zijne plannen voor en zijn aan
hang werd steeds grooter; de markten verliepen, elke Javaan liep
gewapend. Steeds donkerder waren de wolken, die zich boven de
hoofdstad samenpakten, zonder dat het hoofd van het bestuur dat
dreigend onweder trachtte tegen te gaan.
In deze omstandigheden was het alweder te betreuren, dat Cheva
lier, aan wien de zaken overgelaten werden, met zoo weinig oordeel
te werk ging. Bezield met haat en wrok, liet hij geen gelegenheid
onbenut, om Dipo Negoro te beleedigen en te tarten.
De grootste onhandigheid, Chevalier ten laste gelegd, is wel de
volgende:
Bij het aanleggen van een weg, werd de richting, zonder voor
kennis van Dipo Negoro, over diens erf Tegal Redjo genomen.
Het erf bevatte de graven van vele aanzienlijke Javanen, waar
onder bloedverwanten van den prins een der graven werd geschonden,
wat de algemeene verontwaardiging opwekte, en Dipo Negoro's zaak
ten goede kwam.
Men joeg het werkvolk met geweld van een, en op 's prinsen
last, werden twee Europeesche opzichters doodgeslagen. De Rijks-