488
hij was den Landvoogd verantwoording schuldig en eischte dus, na
al hetgeen reeds voor den prins gedaan was, thans een rondborstig
spreken.
Deze woorden maakten op Dipo Negoro niet den minsten indruk
en hij herhaalde op zulk een samenkomst niet voorbereid te zjjn en
verzocht naar zijne woning te mogen terugkeeren, ten einde daarover
na te denken.
De generaal zeide, dat hem tijdens de „poeasa" daartoe ruimschoots de
gelegenheid was gegeven, weshalve het nu tijd werd, de zaken te regelen.
Dipo Negoro weigerde hardnekkig zijne verlangens kenbaar te
maken, beklaagde zich over de behandeling hem aangedaan, en
verzocht naar het gebergte te mogen terugkeeren, zooals tusschen hem
en kolonel Cleerens overeengekomen was, bijaldien hij zich met den
generaal niet kon verstaan.
Veroorloof mij, U op te merken, antwoordde de generaal, „dat
zulk een overeenkomst te Remo Kawal niet heeft plaats gehadgij weet
zeer goed, onder welke voorwaarden gij te Kedjawang zijt gekomen".
Toen generaal de Koek bleef volharden, verstond Dipo Negoro
zich met zijne priesters, waarna hij den wensch te kennen gaf, om
als hoofd van den Islamschen godsdienst op Java erkend te worden
en daarbij den titel van Sultan te mogen voeren, zonder aan een
bepaalde standplaats gebonden te zijn.
Op vriendelijken toon bracht de generaal Dipo Negoro onder 't oog,
dat hij wel weten moest, dat de Regeering dergelijke verzoeken niet kon
of mocht toestaan, wijl zij hare bescherming verzekerd had aan de
wettige vorsten van Djocjakarta en Soerakarta, waarvan laatst
genoemde het oppergezag over den Mahomedaanschen godsdienst had.
Reeds in 1827 werden de onderhandelingen afgebroken, omdat
Dipo Negoro den titel van Ponoto-Gomo (regelaar van den godsdienst)
eischte. Nadien is hem meermalen verzekerd, zelfs nog te Minoreh,
dat hem die titel nimmer mocht geschonken worden.
Terecht was dan ook de opmerking van den generaal, dat die
eischen niet overeenkwamen met den afhankelijken toestand, waarin
de prins zich bevond.
Naar beweerd wordt, heeft generaal de Koek Dipo Negoro aan
geraden, liever een stuk grond in de Kedoe of Bagelen ter beheering