- -499 Nederlaudsche Leger en het Europeesch element in het Indisch Leger" het volgende: „Een mogelijke bewering, dat de officieren der zeemacht de bewijzen „leveren, hoe eenzelfde korps in Indië en in Nederland kan dienen, gaat „werkelijk niet op. „De zeeofficier immers, ook de gehuwde, logeert aan boord en laat bij „vertrek naar Indië, vrouw en kinderen in Nederland achter. „Zijn overtocht kost bovendien nu en dan, om zoo te zeggen, geen extra- uitgaven, dewijl de oefening van matrozen medebrengt, dat onder opzicht „van officieren een eskader van tijd tot tijd eene zeereis maakt. vAfgescheiden hiervanzijn vrij veel zeeofficieren het er mede eensdal het heter zonde wezen, er eene koloniale marine op na. te houdenevenals „er. nu een koloniaal leger aanwezig is (1). „Men zie niet voorbij, hoeveel duizenden guldens jaarlijks ook de zeeoffi- „cieren behoeven om naar Indië heen en weer te reizen en hoe de schat- „kist er hij gebaat zou zjjn, als ook zij bijvoorbeeld eens een twaalftal „jaren in de Koloniën verbleven, alvorens te repatrieeren. „De zooveel mindere getalsterkte van het in Oost-Indië dienend deel der „marine-officieren maakt bovendien, dat de kostbaarheid van hunne driejaar- „lijksche detacheering niet zoo zeer uitkomt als zulks het geval zou wezen, „zöodra men eene periodieke aflossing van de Indische officieren der land- macht zou willen bewerkstelligen". De generaal Grerlach, die de lezing in Krijgswetenschap bijwoonde, zeide aan het slot van den avond gedurende de debatten o.a. het volgende „De vergelijking tusschen de officieren van de landmacht en van de „zeemacht gaat niet op. Het is waar, de marine-officieren blijven in den „regel op de schepen, doch zij hebben het daar nog niet zoo slecht met „hunne steeds trissche zeelucht. Het is ook waar, dat zij aan veel „ongemakken blootstaan. Zij kunnen met hun schip op reeden geplaatst „worden in de nabijheid van koraalriffen of koraulsteenen kusten, waar door zij licht door malariakoortsen aangetast worden. Maar in 't alge- „meon hebben zij het op zee niet slecht. En wanneer men nagaat hoeveel „officieren van de landmacht, die eenigen tijd op de ongezonde kustplaat sen hebben doorgebracht, ongezond terugkeeren, dan overtreft dit verre „het aantal marine-officieren. (1) De oursiveering is van mjj.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 502