49
band met de door de hoofden op de kuststaten geteekende 18 artikelen,
die regeling gemaakt zou hebben tot een middel om daarmede de
onderwerping af te dwingen.
Met deze uitbreiding bedoel ik de regeling der inkomsten, die de
scheep vaartregeling gelegenheid geeft te trekken en waarop de 18
artikelen ons recht geven.
Die verklaring in 18 artikelen en acte van bevestiging, zooals ze
tegenwoordig door de hoofden van de Onderhoorigheden geteekend
worden, vindt men hierachter als bijl. II;eenige wijziging daarin
is noodig.
Onze inkomsten moeten bestaan in
a. Vaste inkomsten, als:
l6 de hatsil, die vroeger den sultan toekwam, kan desverkiezende
nog wat verhoogd worden.
2e invoerrechten -door ons zelf te regelen nadat het recht van
heffing tegen eene billijke schadeloosstelling van de hoofden zal zijn
overgenomen conform art. 6.
36 invoering van de opiumpacht en c. q. die van andere middelen.
Opiumregie is misschien nog beter.
b. Bijzondere inkomsten, dat zijnboeten.
Het hoofdvoedsel rijst moet vrij van invoerrecht zijn en ook
moeten door ons geen uitvoerrechten geheven worden, dit laatste niet
omdat daardoor de producten te duur aan de markt komen, hetgeen
de cultuur niet aanmoedigt.
De invoerrechten kunnen, als zij met oordeel geregeld en vooral
niet te laag gesteld worden, op die artikelen van weelde, waarop de
Atjehers verzot zijn, een aanmerkelijke bron van inkomsten opleveren
en ook de opiumpacht of regie zal weldra groote sommen in 's lands
kas doen vloeien. In 1890 bood een Europeesche firma aan, om bij
invoering van de scheepvaartregeling, voor het eerste jaar den ver
koop van opium te pachten tegen f 250,000 's maands en volgens
hare berekening zou zij na dat eerste jaar, wel durven gaan tot
f 400,000 's maands.
Men moet dus niet, (zooals vóór de sluiting geschiedde, aan
hoofden op Groot-Atjeh die buiten de linie wonen) tegen betaling
van f 200 of f 300 eene licentie verstrekken voor den invoer van
Dl. I, 1892. 4
I