Bijlage II. VERKLARING EN ACTE VAN BEVESTIGING. Ik ondergeteekenderadja (hoeloebalang) van beloof plechtig het navolgende: 1. Ik verklaar, dat het landschapbehoort tot het grond gebied van Ned. Indië en dat ik mitsdien H. M. de Koningin der Nederlanden, vertegenwoordigd door Z. E. den Gouv. Generaal van Ned. Indië, als wettige souvereine erken, ten teeken waarvan door mij en mijne onderdanen, hetzij te land, hetzij ter zee, geen andere vlag zal worden gevoerd dan de Nederlandsche. 2. Ik zal mijn land met rechtvaardigheid besturen, de rust en vrede, zoowel binnenslands als met mijne naburen, handhaven en het welzijn van mijn volk naar mijn vermogen bevorderen door bescher ming van handel, nijverheid, landbouw en scheepvaart. 3. Ik zal den handel in slaven, zoomede menschenroof en zeeroof met alle kracht tegengaan. 4. Wij zullen ons in geenerlei staatkundige aanrakingen stellen met vreemde mogendheden, zullende de vijanden van Nederland ook onze vijanden, de vrienden van Nederland ook onze vrienden zijn. 5. De in ons gebied bestaande belastingen zullen door ons noch ver laagd worden, noch zullen nieuwe worden ingevoerd, dan in overleg met den vertegenwoordiger van het Ned. Indisch Gouvernement in Atjeh. 6. Het Ned. Ind. Gouvernement heeft het recht om de inkomsten van ons gebied, voortspruitende uit de inning der inkomende en uit gaande rechten, tegen eene nader te bepalen billijke schadeloosstel ling van ons over te nemen. 7. Het Ned. Ind. Gouvernement heeft het recht om in ons ge bied de pachten in te voeren van opium en andere middelen en daarvan de inkomsten te trekken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 58