3 le. eene soort van scheepvaartregeling, die niet deugde omdat zij, hoewel in mindere mate, dezelfde gebreken had van de allereerste onder Generaal van der Heijden, belemmeringen van verschillenden aard aan den handel in den weg legde en bovendien geen doel trof, want na een van de plaatsen onzer vestiging aangedaan te hebben, mochten de schepen overal heen waar de kust niet gesloten was, en 2e. naast die verkeerde scheepvaartregeling eene partieele blokkade, die natuurlijk, in verband met de eerste, evenmin nut kon stichten. Het eenige wat men met een en ander bereiken kon, was dat aan den invoer van oorlogscontrabande belemmering werd in den weg gelegd. Alvorens nu de vraag te beantwoorden, of in 1884 werkelijk de \oorkeur diende gegeven te worden aan eene scheepvaartregeling boven blokkade, zij hier opgemerkt, dat de laatste maatregel in den legel niet uitvoerbaar is met ambtenaren, maar voor een dergelijken oorlogsmaatregel uitsluitend de marine moet gebezigd worden (1). De ambtenaren toch, wier taak het is om een land, dat wij aan ons gezag onderworpen hebben, door maatregelen des vredes, door geleidelijke invoering van een geregeld, op rechtvaardigheid gegrond bestuur, door goede rechtsbedeeling enz. tot orde en rust en verder door opbeuring van landbouw, handel en nijverheid tot welvaart to brengen, hebben bij toepassing van eene blokkade geen taakzij kunnen dan geen invloed op de binnenlandsche aangelegenheid heb ben, omdat zoo'n geweldig oorlogsmiddel bij de hoofden en bevolking van een daardoor getroffen land natuurlijk slechts verbittering wekt tegen den uitvoerder; hoofden en bevolking kunneD dan geen ver trouwen stellen in den ambtenaar, in wien zij niets anders kunnen zien dan de medebewerker van den maatregel, die plotseling den handel doet stilstaan door afsluiting van het geheele land van de buitenwereld, die de grootste bron van inkomsten stopt en spoedig armoede en gebrek doet ontstaan.' De Regeering, die dit natuurlijk zeer goed begreep, had dan ook bepaald, dat de controleurs in de onderafdeelingen van Groot-Atjeh werden afgeschaft, de functiën van assistent-resident ter Westkust (1> Ik kende tot dusver te Atjeli slechts één ambtenaar, met wien sluiting wel mogelijk was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 6