DE NIEUWE ORGANISATIE TAN HET WAPEN
DER INFANTERIE.
Vervolg van blz. 157).
Slot.
Het Voorloopig Verslag, door de commissie van rapporteurs uit de
Tweede Kamer der Staten-Generaal naar aanleiding van het ontwerp
der Indische begrooting voor 1893 aan de Regeering ingediend, draagt
de blijken van vrij groote belangstelling in zake de voorgenomen
reorganisatie der infanterie, die in hoofdzaak weinig instemming ge
vonden heeft.
In dat Verslag wordt in de eerste plaats gewezen op het hoofd
gebrek der nieuwe formatie, n.l. dat zij aan de infanterie geen meer
dere sterkte en dus ook aan de veld-infanterie geen meerdere kracht
geeft: de voorgespiegelde versterking der veldbataljons wordt terecht
eene versterking op het papier genoemd.
In verband met de vaststelling van het plan van verdediging tegen
een buitenlandschen vijand, waarvan de Regeering onder geheimhou
ding aan de Kamer mededeeling heeft gedaan, wordt de wenschelijk-
heid betoogd om de infanterie daadwerkelijk te versterken door ver
meerdering van het aantal veldbataljons, terwijl de daarvoor noodige
uitgaven te dekken zijn door eene mogelijk geachte vermindering der
vesting- en veldartillerie en de opheffing van verschillende verster
kingen en haar bewapening.
Hoewel aan de intrekking van 3 hoofdofficiersplaatsen niet de aan
dacht is geschonken, die deze zaak verdient, en over de wensche-
lijkheid om naar verjonging van het korps hoofdofficieren en kapiteins
der infanterie te streven dan ook niet gesproken wordt, worden toch
bedenkingen aangevoerd tegen de vermindering van het aantal offi
cieren en Europeanen bij het wapen.
Men acht het nadeelig, dat in de toekomst, zoowel de verhouding
Dl. I, 1892. 13