DE OPLEIDING TOT SCHUTTER IN HET
NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER.
Alvoiens ik de resultaten van studie en veel nadenken over boven
staand onderwerp aan de lezers van dit Tijdschrift ten beste geef,
veroorloof ik mij een kort woord als inleiding.
In het jaar 1887, alzoo vóór de uitgifte van het S.V. 1888, werd in
dit Tijdschrift onder „Varia" geplaatst een kort opstelletje van mijne
hand over den normalen stand der vizierklep op den loop voorover
geslagen.
Spoedig daarop verscheen in datzelfde Tijdschrift een opstel dat
als repliek op mijn kort Varia-stukje moest dienen en geteekend was
„R." afkomstig van de hand gelijk ik al dadelijk vermoedde, en
waarvan ik later de zekerheid kreeg van den heer Rink, destijds
kapitein-directeur der Militaire School te Meester-Cornelis.
Ik zeide: „als repliek moest dienen" daar het dit in werkelijkheid
niet kon genoemd worden, aangezien het door mij behandelde onder
werp niet besproken, doch gegeven werd een vrij lang artikel vol
uitweidingen, berekeningen en staatjes over allerlei, behalve over
hetgeen ik. geschreven had; en verder nog vermaningen en leeringen
aan het adres van den schrijver van dat zeer eenvoudige varia-stukje,
dat zich geheel op het gebied der practijk had bewogen.
Mij werd in dat artikel, op weinig welwillende wijze, geducht de les
gelezen, zonder dat echter tegelijkertijd het door mij geschrevene met
één argument werd bestreden.
Al het overige daarin voorkomende echter maakte op mij en vele
anderen den indruk, dat het geschreven was om mij (en misschien ook
wel anderen), die zich aanmatigden om, als officier niet de Schiet
school bezocht hebbende, over onderwerpen ons geweer betreffende
eene opinie te uiten, voor goed laat ik zeggen „einzuschiichtern.'
Aan het slot van dat artikel werd gezegd„en dit is de eenige