DE OPLEIDING TOT SCHUTTER IN HET NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER. Vervolg van blz. 339). Slot. Ik kom nu tot de bespreking van de gezamenlijke oefeningen. Wij hebben reeds gezien dat in het Duitsche leger, dat toch zeker lijk- »goed schietende infanterie" noodig heeft, eene oefening gelijk onze maandelijksche gezamenlijke oefeningen in gesloten en verspreide orde niet bestaat, doch alleen op 't einde van het jaar, nadat veel moeite aan de opleiding van het individu tot schutter is besteed, het gefechtsschiessen, gelijk bij ons het gevechtsschieten wordt beoefend en dat daarvoor in 't geheel slechts 30 patronen per man worden bestemd. Laten wij nu eens zien hoeveel wij daarvoor rekenen 36 maand 2 X 6= 12 patronen, (1) volgende 5 maanden 5 X 16 80 gevechtsschieten 2 X 20 40 Totaal 132 patronen. En hoe geschieden nu die oefeningen en welk nut wordt er uit getrokken 17 2e alinea S. V. zegt omtrent het doel der oefening: „Zij dienen om de officieren en het kader met de vuurleiding vertrouwd „te maken, den soldaat te oefenen in het vuren met anderen gezamenlijk, „zoomede om hem vertrouwen in dit vuur te geven en onderwerping te „leeren aan de vuurdiscipline". 71 (1) Ik nam hier aan, dat de compagniescommandant een gelijk aantal malen het vuren in gesloten- en verspreide orde doet beoefenen. Acht hij de beoefening van het laatste meer noodig, dan kan hij dat ook veelvuldiger doen plaats hebben en dan wordt het aantal patronen ook grooter.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 393