INGEZONDEN. Hoogere Krijgsschool. In de 6e aflevering yan den vorigen jaargang Ind. Mil. Tijdschrift trok van een artikel van den kapitein der artillerie van der Willigen over de Hoogere Krijgsschool vooral dat gedeelte mijne bijzondere aandacht, waar S. de detacheeringen der Indische officieren, die hunne studiën aan die inrichting voltooid hebben, bespreekt. Tot slot dier beschouwing spreekt S. n.l. de verklaring uit, dat „het een voordeel is van de tegenwoordige regeling omtrent de detacheeringen, dat ongetwijfeld bevorderlijk zal zijn aan den toeloop naar de Hoogere Krijgsschool, dat alle officieren, die hunne studiën aan die school hebben voleindigd, voor eene detacheering in aanmer king komen en zulks niet afhankelijk gesteld wordt van het succes, waarmede zij hunne studiën voltooid hebben. Het groote publiek blijft nu onkundig van dat succes, dat, waar het niet verkregen werd, volstrekt niet altijd aan een mindere mate van kennis of gebrek aan ijver en toewijding behoefde te worden toegeschreven". Hoewel het in het eerste gedeelte der laatste zinsnede bedoelde slechts onder eene zekere voorwaarde, waarover aanstonds, kan wor den beaamd, kan ondergeteekende zich overigens toch geheel met het bovenstaande vereenigen en is het hem zelfs een raadsel, dat het in Nederland reeds lang gehuldigde beginsel omtrent die detachee ringen, waarbij den leerling der Krijgsschool geheimhouding van de met zijne studiën verkregen resultaten wordt gewaarborgd, eerst nu tot Indië is doorgedrongen. Dat zulks reeds aanleiding moest geven, dat menigeen zich niet aan een krijgsschool-campagne durfde te wagen, staat bij mij vast. Hoe dikwijls toch kon men zelfs van hen, die er wellicht het minst aan gedacht zouden hebben, zich ooit aan een toelatingsexamen voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 91