DE INLANDSCHE LANDAARDEN IN HET NEDERLANDSCH
INDISCHE LEGER EN HEN MILITAIRE
WAARDE.
(Vervolg van blz. 193.)
B. De Madureezen.
Onmiddellijk op de genoemde landaarden volgen in militaire waarde
de Madureezen.
Afkomstig yan het eiland van dien naam, behooren zij tot den
zuiver Maleischen stam en zijn van Javaanschen en Soendaneeschen
oorsprong.
Zij zijn evenredig gebouwd, hebben de gemiddelde lengte van den
Javaan, doch zijn krachtiger en gespierder, en veel leniger en vlug
ger dan de Soendanees. Yeelal zijn zij donkerder van huidskleur
dan de Javanen, en het levendige oog toont reeds dadelijk meer in
telligentie, maar ook meer hartstocht. Hun uiterlijk is flinker, vaak
bij het brutale af.
Zij bezitten vrij algemeen eene goede gezondheid, hebben een
groot weerstandsvermogen, en zijn veel minder gevoelig voor klimaats
invloeden dan de Amboineezen.
Tegen verschillende vermoeienissen, ook die van den oorlog, toonen
zjj, mits niet ondermijnd door amtioenschuiven, een taaie volharding
te bezitten, die slechts door de Boegineezen wordt geëvenaard, mis
schien overtroffen. De marschoefeningen van het 7e Bataljon in
de le helft van 1893 gehouden, leerden hen, als bij zooveel andere
gelegenheden, als uitmuntende voetgangers kennen.
De Madurees is volstrekt niet zacht van karakter, laat zich niet
gemakkelijk door anderen leiden, waaruit een zekere zelfstandigheid
spreekt, en is in het geheel niet onderdanig en gedwee, zelfs eerder
gemeenzaam in den omgang met zijn meerderen.
Dl. II, 1896. 17