- 90
Bij de beoordeeling van het incompleet aan officieren van gezondheid
bij het leger in Nederlandsch-Indië mag niet voorbijgezien worden, dat
dit geen gevolg is van stoornis in de geregelde aanvulling van het korps»
maar hierdoor veroorzaakt werd, dat de diensten, die te velde van het
leger gevorderd worden (Atjeh, Djambi, Korintji en Zuider- en Oosteraf-
deeling van Borneo1, uitbreiding eischten van de normale formatie met
een aantal officieren van gezondheid. Dat aan de in verband met deze
formatieuitbreiding plotseling gevraagde uitzending van een 30tal genees
kundigen niet dan met moeite is kunnen worden voldaan, behoeft geen
zorg te wekken. Het is den ondergeteekende aangenaam daarbij te kun
nen voegen, dat het door hem niet dan noode gedaan beroep op de ge
neeskundige faculteit in den vreemde het verlangde succes heeft.
Niet minder gelukkig acht hij zich beslist te kunnen zeggen, dat het
incompleet in Indië niet, althans niet noemenswaardig, gedrukt heeft op
de ageerende troepen, waarbij het daarvoor aangewezen aantal militaire
artsen nagenoeg voortdurend voltallig werd gehouden. Dat de verzorging
van gewonden te wenschen zou overlaten, ten gevolge van gebrek aan
geneeskundige hulp, is dan ook moeilijk aan te nemen; die mededeeling
strijdt trouwens met de telkens in de Javasche courant opgenomen mede-
deelingen (zie laatstelijk die van 28 Augustus jl., No. 69) dat de toe
stand der gewonden „gunstig" of „bevredigend" is.
De reden, waarom zich minder Nederlandsche artsen hebben aangemeld
ter uitzending als officier van gezondheid dan de ondergeteekende gaarne
zou hebben gezien, kan door hem niet verklaard worden. Dat dit een
gevolg zou zijn van een minder voldoende regeling van de geldelijke
positie der officieren van gezondheid in Indië kan niet worden erkend;
want, ongerekend hetgeen sommige hunner door civiele praktijk kunnen
verdienen aan alle officieren vau gezondheid vergund, voor zooveel de
dienst dit gedoogt wacht hen in Indië al dadelijkbehalve vrije woning
en f 30 's maands fouragegrld, een vast inkomen van f 300 's maands,
met de zekerheid, dat zij, bij gebleken geschiktheid en goed gedrag, na
hoogstens acht jaar den kapiteinsrang verwerven en daarmede het zoo
even bedoelde vaste inkomen tot 475 's maands zien stijgen. Daar-
tusschen ligt dan nog, na 5 jaar dienst, een traktementsverhooging van
f 25 's maands, en na 16 jaar dienst klimt het vaste inkomen tot ƒ550
's maands.
"Waren de financieele omstandigheden van het oogenblik gunstiger, dan
zou de ondergeteekende gaarne zijne aandacht wijden aan verbetering van
de inkomsten der subalterne officieren; vooralsnog moet dat desideratum
wijken voor de bevrediging van nog noodiger eischen van den dienst.
De opmerking, dat de onderluitenants niet in de formatie van het leger
zijn opgenomen, berust op een misverstand. Dat zij niet in den toelich-