113
ten de teekenaars alle lijnen en punten die later dezelfde kleur moe
ten krijgen op een blauwdruk in zwart overteekenen, dus op één
blauwdruk alle lijnen en punten die later zwart, op een tweeden
alles wat later bruin, op een derden, vierden en vijfden alles wat
later blauw, lichtblauw en rood moet worden. Die bladen worden
dan elk voor zich later gephotographeerd, waarbij, als de gevoelige
plaat voldoende lang aan het licht wordt blootgesteld, op het cliché
alleen de zwarte lijnen zichtbaar zullen zijn en de blauwe niet of
nagenoeg niet.
Vermits het er nu vooral op aan komt dat bij het afdrukken dei-
verschillende steenen de kleuren goed aan elkaar sluiten, is het
een eerste vereischte, dat het overteekenen der blauwdrukken
met de grootste nauwkeurigheid geschiedt en dus ieder lijntje
en puntje op de juiste plaats en van de goede lengte en dikte
gemaakt wordt. Fouten, hierin gemaakt, komen zeker bij den
proefdruk der kaart aan het licht en kunnen dan niet anders
dan door eène omvangrijke retouche verholpen worden, terwijl
het vermijden dier fouten bij oplettend werken niet moeilijk
is, daar op eiken blauwdruk alle lijnen en punten staan, en dus
ook juist is aangegeven hoe lang en in welken vorm eene lijn
van zekere kleur geteekend moet worden.
De lettering wordt nu, naargelang deze zwart of blauw zal
worden, op den betrekkelijken blauwdruk aangebracht, waarbij
natuurlijk met zorg de plaats voor de namen der terreindeelen
en terreinvoorwerpen gekozen moet worden, -daar het niet mag
voorkomen, dat belangrijke details door daarop geteekende let
ters onduidelijk zijn. Is dan ook nog eventueel de titel, legenda,
bladwijzer, enz. te bestemder plaatse geteekend, dan is het eerste
gedeelte der verveelvuldiging, het teekenwerk, afgeloopen.
Als nu de verveelvuldiging niet op dezelfde maar op kleinere
schaal moet geschieden, dan kan volgens dezelfde methode ge
handeld worden door de kaart zooveel als noodig is photogra-
phisch te verkleinen, doch dan wordt het teekenwerk ingewik
kelder. Men kan nl. de breedte van rijwegen, spoorwegen, holle
wegen, ingravingen, diep ingesneden gedeelten, ophoogingen,
enz. niet evenredig met de schaal verkleinen zonder gevaar te
loopen, dat deze teekens hier en daar onduidelijk worden, waar
uit volgt, dat deze terreindeelen en terreinvoorwerpen breeder