130 stoomde eene mobiele colonne 1) op naar Poeroek Tjahoe, gelegen aan den linkeroever van de Barito, 7 dagen stoomens boven- strooms van Bandjermasin. Raden Naoen, die zich toen nog niet openlijk van ons afgeschei den had, zorgde, dat de benoodigde atap voor dakbedekking, koelit kajoe (boomschors) voor omwanding en bamboe tijdig op de reeds te voren bepaalde bivouakplaats opgestapeld waren. De niet te vermijden misères van een Indisch begin bivouak behoef ik hier niet op te noemen. Zij zijn overbekend, vooral voor degenen, die meermalen te velde zijn geweest. Naast den kapitein-commandant der mobiele colonne werd een controleur van het B. B. geplaatst, die zijn etablissement op een heuvel had, 10 minuten van den heuvel door de colonne bezet- Het civiel etablissement werd, evenals nu nog, door gewapende politiedienaren bewaakt. Deze controleur, die zich hoofdzakelijk bezig hield met de poli tiek in de Boven-Doesoen, moest ook de noodige inlichtingen verschaffen over land en volk. Gegevens omtrent den vijand, zijn optreden, zijn vechtwijze, ge gevens omtrent het oorlogsterrein, m.a.w. alle inlichtingen, welke voor een militair optreden broodnoodig waren, kon deze civiele ambtenaar den colonnecommandant zelden verstrekken. Zooals men dit in vele onzer Buitenbezittingen ziet, waren het ook hier de civiele ambtenaren, die de „intelligence service" uitoefenden. Hoe verdienstelijk ook deze ambtenaren zijn en welke hoogst belangrijke inlichtingen zij ook kunnen geven, gegevens, welke voor een militair juist zulk een groote waarde hebben, kunnen toch zelden van civiele ambtenaren verwacht worden. Het gevolg was, dat de eerste commandant te Poeroek Tjahoe eigenlijk niet wist, hoe de mobiele colonne in dit terrein, tegen dezen vijand moest ageeren en hoe de vijand zou optreden. In vroegere jaren in Atjeh waarschijnlijk bij een der infanteriebataljons ondergeschikt ge diend hebbende, werd de kapitein-commandant opeens geplaatst voor een werkelijk zeer moeilijken arbeid, en, gedachtig aan het 1) Ter sterkte van 150 bajonetten, later nog- vermeerderd met 50 bajonetten, met vrouwen en kinderen, met een gelijk aantal dwangarbeiders, het noodige geneeskundig en administratief personeel, het benoodigde aan mond-en krijgsvoorraad, met materialen gebinten voor den eersten en lateren opbouw van het te betrekken bivouak.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 146