145 beide. Het getuigt daarom van geen beider inzicht, wanneer men de waarde van den meerdere alleen en uitsluitend afmeet naar diens verstandelijke vermogens, en zijne karaktereigenschappen niet of te weinig telt bij het beoordeelen zijner geschiktheid. Want, om op iemands moreele krachten in te werken, moet men deze kunnen leiden en beheerschen, wat wil zeggen, dat men in het bezit moet zijn van meerdere en betere krachten. Juist omdat het doel van het leger medebrengt, dat zulke hooge eischen te dezen opzichte aan den soldaat moeten worden gesteld, juist daar om klemt het te meer hierop in het bijzonder te letten. Was in vroeger tijd bij de gebrekkige vuurwapens het gevecht van nabij noodzakelijk en de strijd van man tegen man regel, ■zoodat men kon volstaan met op het gewilde oogenblik de opge wondenheid te prikkelen, 't zij door het aanmoedigen met een paar woorden, 't zij door het voorbeeld van persoonlijken moed bij den aanvoerder op het gunstigst oogenblik, de verbeterde oorlogs techniek eischt thans, dat reeds op grooten afstand de strijd begint, on men al verliezen moet lijden, zonder nog zelfs een vijand te hebben gezien, en zonder eenig resultaat te hebben gemerkt van ■eigen verweermiddelen en optreden. Dit laatste heeft ten gevolge, dat de man zich tegenwoordig geheel lijdelijk heeft over te geven aan het gevaar, tenzij de in zijne ziel aanwezige moreele krachten in hem den wil doen geboren worden ook nu zijn plicht te ver vullen, door de bevelen te volgen. In plaats van opgewondenheid •en brute kracht van het geheel als massa, waarbij ook in moreelen zin de een den ander steunde, heeft men thans een beredeneerd wikken en wegen van den enkeling, die, al naarmate hij in zichzelf de zedelijke kracht daartoe bezit, tot moedsbetoon en flinkheid, dan wel tot lafheid en vrees in staat is. En van die zedelijke kracht hangt het thans af, of hij zich in hachelijke oogenblikken aan den wil van den meerdere zal onderwerpen, en zijn plicht zal doen zonder dwang, en zonder te denken aan zelfbehoud. Wij hebben hier het onmiddellijk opvolgen der bevelen zonder tegenspraak aangeroerd in verband met het wezenlijke doel der opleiding, zijnde dit niets anders dan den recruut geschikt te maken voor de taak, die hem in tijd van oorlog vóór den vijand wacht. Wij deden dit met opzet, omdat alle andere omstandig heden waarin hij kan worden geplaatst als bijzaken gelden, en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 161