207 le door het verkeerd inleggen der gevoelige plaat, 2e door een recht driehoekig prisma, waarvan de schuine zijde verzilverd is, met een der rechthoekszijden nabij de lens te plaatsen, terwijl de andere rechthoekszijde gekeerd is naar .het beeld, dat hierbij zijwaarts van het toestel wordt gesteld, en 3e door na de lichtbeeldopname het collodionhuidje met het beeld voorzichtig van de glasplaat af te nemen, het om te keeren en daarna weer op de glasplaat te bevestigen. Deze laatste wijze wordt bij het Topographisch bureau steeds toegepast en bestaat daarin, dat men het huidje eerst versterkt door overgieting met eene warme gelatineoplossing, waarna het aan de randen der plaat doorgesneden, vervolgens onder water van de plaat gelicht en, eveneens onder water, omgekeerd op eene nieuwe van een gelatinelaagje voorziene glasplaat gebracht wordt, waarna eventueel voorkomende blaasjes voorzichtig wor den weggestreken. Is op deze wijze het verkeerd negatief vervaardigd, dan kan het beeld op steen worden overgebracht. Daartoe wordt de vol komen glad geslepen steen in eene donkere kamer overdekt met eene voor licht gevoelige asphaltlaag, welke bestaat uit eene op lossing van zoogenaamde Syrische asphalt (welke te voren in ether van vreemde stoffen is gezuiverd) in terpentijn. Als deze laag droog is, wordt de glasplaat met de beeldzijde op den steen gelegd en, middels schroefklemmen daarop gehouden, 1 a 2 uur aan de inwerking van het zonlicht blootgesteld. De thans zeer warme steen laat men, van het licht afgesloten, afkoelen, waarna het beeld met terpentijn uitgewasschen wordt. Door dit uit- wasschen worden de niet aan het licht blootgesteld geweest zijn de asphaltdeelen opgelost en verwijderd, zoodat alleen overblij ven de door den invloed van het licht verharde asphaltdeelen, welke het beeld vormen. Is dit laatste voldoende duidelijk, dan wordt de terpentijn verwijderd door den steen met eene gom- oplossing uit te wasschen en hem dan eenigen tijd te laten staan daarna wordt de steen met eene oplossing van salpeterzuur en gom geëtst, waarna hij voor het drukken geschikt is 1). (1) Voorbeelden van verveelvuldiging middels autotypie vindt men in het aan de 3e aflevering van den vorigen jaargang van dit tijdschrift toegevoegde portret van -wijlen Luitenant-Generaal H. C. P. de Bruyn en in de aan de Extra-bijlage No. 9 toegevoegde platen betreffende mitrailleurs.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 221