253
de kap. Kuyk, de 2e luit. Dibbetz, de Eur. serg. Feenstra en
de Eur. fus. Maldric; bovendien zagen wij een negental vijanden
van uit No. 1 door de alang-alang gedekt naar No. 2 loopen,
althans in die richting, zoodat de eenige manier om uit deze
positie te komen was, zoo spoedig mogelijk benteng No. 1 te
nemen. Dit was evenwel gemakkelijker gezegd dan gedaan; tegen
de borstwering gedrukt en er over heen kijkende, ontwaarden wij
toch een achttal geweerdragenden, die als dollen heen en weer
langs de face liepen, blijkbaar met de bedoeling, om ieder die
over de omwalling klom met een schot te ontvangen.
De serg. Feenstra, door zijn lengte hiertoe in staat, legde nu,
over de borstwering heen vurende, dat achttal een voor een
neer, waarbij wij officieren, waar het noodig bleek en waar
het kon, met de revolver een naschot gaven. De sergeant kreeg
een schampschot langs het rechteroog, wat een brandwond ver
oorzaakte, doch dit belette hem niet met vuren door te gaan.
Toen de laatste man viel, klommen wij vlug op de borstwering
en sprongen naar binnen, waar wij nog gelegenheid vonden een
Atjeher, die zich oprichtte en de klewang greep, onschadelijk
te makennagenoeg gelijkertijd kwamen de overige manschap
pen van de le en 2e sectie van alle kanten over de omwalling
binnen en bezetten de 4 facen. De benteng was ons!
Benteng No. 2 was blijkbaar nog niet genomen, daar No. 1 door No.
2 nog steeds onder vuur werd gehoudende inl. fuseliers van No-
1, in de meening verkeerende, dat eigen troepen ons beschoten,
riepen luidkeels: djangan pasangdi sini drang compenie", maar
het vuren hield natuurlijk aan en eindigde eerst, toen wij eenige
geweerdragenden uit No. 2 busschen de bentengs No. 1 en 3
het hazenpad zagen kiezen. Door de N. face werd dadelijk het
vuur hierop geopend, waardoor de achterste vluchteling nog
werd neergelegd. Het 2e peloton bezette benteng No. 2. Ben
tengs No. 3 en 4 werden eveneens genomen en achtereenvol
gens door de marine en de 3e mobcolonne bezet De vluch
tende vijand werd niet achtervolgd, aangezien geen reserves
aanwezig waren, die dit hadden kunnen doen. Alleen de „Koerier"
had bij het opvaren tot Loeboe Batil nog gelegenheid verschei
dene vluchtelingen onder vuur te nemen.
Om half een ongeveer was de geheele stelling veroverd en
Dl. I 1904. i 7