258
Het kwam toen wel ter sprake om naar deze streek eene excur
sie te ondernemen, doch men zag er ten slotte van af, omdat de
aanwezige troepenmacht, die door verliezen en ziekte al geleden
had, daarvoor te zwak en het terrein voor manoeuvreeren totaal
ongeschikt was.
Een paar dagen hierna kwam het bericht, dat de marine, die
op de reede van Tamiang lag, op eigen gezag eenige gewapende
sloepen ter verkenning van de Soengei-joe rivier had afgezonden,
en dat de opvarenden zulk een tegenstand ondervonden, dat zij
onverrichterzake moesten terugkeeren, en wel met 1 gesneuvelden
bootsmansmaat en 2 zwaar gewonde matrozen. Dit ongeval,
hoe treurig ook, bracht echter in de plannen geen verandering.
Den 16en April droeg de kolonel van de Pol het commando
over het geheel aan den majoor Meuleman op en keerde met den
kap. v/d gen. staf naar Medan terug.
De vijand had zich na de nederlaag bij Toempoh Tengga te.
ruggetrokken naar Oepa en Kwala Simpang en op deze plaatsen
versterkingen aangelegd, terwijl kleine benden in den omtrek
van Seroewaij zwierven, die, zooals we reeds zagen, onze troe
pen bij de verkenningen bestookten. De geest in den troep
werd er niet beter op, vooral toen de vijand, een weinig over
moedig geworden door het kleine succes bij Soengei-joe, van plan
scheen om van meet af aan te beginnen en voor afwisseling
den post Seroewaij weer eens ging beschieten. Bovendien brak
ziekte onder de manschappen uit, als een gevolg van het
eenigszins langdurig onder dak brengen van veel menschen
in eene beperkte ruimte. De stoomjachten, die de geëvacueer-
den overbrachten en de verbinding onderhielden met het Hoofd
kwartier te Medan, brachten geen bevelen omtrent het al dan
niet actief optreden in dit 2e stadium van de expeditie, hoewel
men reeds in de helft van Mei was. Patrouillediensten waren aan
de orde van den dag en zoo bleef de toestand stationnair, totdat
eene verandering plaats greep, die ten gevolge had, dat aan de man
schappen eene ruimere en betere ligging kon worden verschaft.
Toen nl. te Medan berichten binnen kwamen dat de vijand
door de Besitan-streek trok en de daar gelegen ondernemingen
bedreigde, ontving men den 19en Mei te Seroewaij de order, dat
de le mob. colonne zich onverwijld zou inschepen op de daarvoor