284 Deze regelen zijn met geringe wijziging ook toepasselijk voor de officieren der artillerie en genie. Eene bijzondere bevordering tot den naasthoogeren rang heeft alleen plaats wegens 1. het verrichten van uitstekende daden of handelingen gedu rende krijgsoperatiën, en 2. als belooning in vredestijd voor de officieren, die een der militaire academiën hebben bezocht. Verder werd in Mei 1899 bepaald, dat subalterne officieren op 53 jarigen leeftijd gepensionneerd zouden worden. Deze leef tijdsgrens werd echter reeds in 1900 op 55 jaar gebracht, ten einde goed beoordeelde en voor den velddienst geschikte Ka- pitani een hooger pensioen te kunnen toekennen. Voor de bevordering tot hoofdofficier werd door eene, daartoe in het leven geroepen, commissie eene regeling ontworpen, die in 1901 nader onderzocht werd. In 1902 was nog geen besluit genomen, integendeel werd medio October van dat jaar aan eene commissie, onder voorzitterschap van den chef van den Grooten Staf 1), opgedragen de terugwerkende kracht van het ontwerp van 1901 vast te stellen, en daarbij vooral na te gaan of bij de bevordering volgens anciënniteit slechts de jaren in den rang van Kapitan doorgebracht 2), dan wel de geheele diensttijd als officier in aanmerking genomen moest worden. Volgens het ontwerp van 1901 zouden voortaan der Kapi- tani (Rotmister) van de infanterie (cavalerie) buitengewoon, het overige echter volgens anciënniteit tot hoofdofficier bevor derd worden. De bevordering bij keuze 3) zou vervallen. Ter buitengewone bevordering mochten volgens het nieuwe voorstel slechts de als „buitengewoon" beoordeelde Kapitani (Rot mister), niet ouder dan 42 jaar zijnde, voorgedragen worden. Voor de bevordering volgens anciënniteit werd het bezoek der officier-schietschool met minstens „goed" getuigschrift nood- 1 Voor de samenstelling en werkkring van den Grooten Staf zie Mil. Wochenbl. 1903 No. 48. 2) Dit hield verband met de oude bepaling, dat men minstens 12 jaar als officier en daarvan 7 als Kapitan gediend moest hebben, alvorens voor bevordering volgens anciën niteit in aanmerking te komen. Deze getallen waren voor de officieren, die eene acade mie hadden bezocht, kleiner. 8) Niet de buitengewone.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 298